Les 4: Opdracht 4-5-6


Opdracht 4 (klassikaal) Geef vorm aan jullie hoofdpersoon. Deze mag geïnspireerd zijn op de foto uit opdracht 2 of uit het boek dat jullie hebben gelezen, maar dat hoeft niet. Hoe oud is hij? Of is het een zij? Is het een scholier of iemand met een bepaald beroep? Een kort verhaal illustreert één of twee aspecten van een persoon. Iemand is bijvoorbeeld arm, maar zit vol plannen. Iemand is beroemd, maar eenzaam. Kies ook een naam voor je hoofdpersoon, een naam die goed past bij het personage. Geen Jantje of Pietje, dat is niet serieus genoeg. Het mag ook niet de naam van een bekende zijn: dat is niet prettig voor de betrokkene. 

Opdracht 5 (klassikaal) Brainstorm, samen met de klas, over het decor waarin jullie het verhaal laten spelen. Dat kan een alledaagse of een bijzondere omgeving zijn. Je kunt denken aan een fitnessruimte, de markthal, de haven, een café, een park, etc. Welke rol speelt jullie hoofdpersoon in de door jullie gekozen omgeving? Speelt je verhaal zich af in het heden, het verleden of in de toekomst?

Opdracht 6 (groepjes) Schrijf in groepjes 100 woorden voor het verhaal. Wat is de hoofpersoon bijvoorbeeld aan het doen, of aan het (be)denken? Is het aan het begin van het verhaal, of juist niet? Zorg ervoor dat jullie stuk past bij de hoofdpersoon en het decor dat jullie met de klas hebben bepaald.