De kraamvrouw.

Lees voor het starten van deze les hoofdstuk 12.3, 12.5 en 13 uit het boek aandachtig door.

De kraamvrouw.

De bevalling is achter de rug en de volgende fase is de kraamperiode. Deze periode is vanaf de bevalling tot 8 dagen erna.

In deze peride kunnen de meeste complicaties ontstaan, de observatiepunten worden later in de tekst benoemd.

De eerstelijnsverloskundige begeleid de bevallig thuis, de tweedelijnsverloskundige of gynaecoloog begeleidt de bevalling in het ziekenhuis als er sprake is van een medische indicatie.

Tijdens de kraamperiode worden de pols en temperatuur 2x daags gecontroleerd, zijn deze verhoogd kan er een infectie zijn of bloedarmoede.

 

De verpleegkundige controleert de 7 B's en rapporteert hierover.

1. Borsten; op harde, rode plekken.

2. Buik; of de kraamvrouw gedefeceert heeft, wenselijk is binnen 3-4 dagen.

3. Baarmoeder; de uterus wordt weer kleiner door de invloed van oxytocine, dit heet involueren. Na ongeveer 6 weken heeft de uterus weer zijn normale grootte. Dagelijks controleert de verpleegkundige de fundusstand, vanaf de navel meet je het aantal vingers naar naar beneden, waar de bovenkant van de uterus begint. Na de partus staat de fundus op twee vingersbreed onder de navel; N-2. Deze hoort stevig aan te voelen. Voorafgaand is het van belang dat de kraamvrouw urineert omdat een volle blaas de uterus omhoog duwt.

De lochia (kraamzuivering; bloederige afscheiding, wondvocht) wordt gecontroleerd, is eerst helder rood met stolsels wordt na een week donkerder en na ongeveer 4 weken geelwit. De geur is weeïg zoet.

Hygiënische maatregelen; draag disposable handschoenen tijdens het verschonen van het kraamverband, doe dit a 3 uur, omdat de kraamvrouw gevoelig is voor infecties.

4. Blaas; let op dat de kraamvrouw binnen 8 uren weer urineert. De urineproductie is hoger.

Pas vulvair toilet toe na de toiletgang; dit houdt in dat de vulva wordt nagespoeld met lauw water, deppend drogen.

Bij pijnlijke hechtingen kan een ijsblaas gegeven worden. Controleer hechtingen dagelijks.

5. Benen; let op het ontstaan van een trombosebeen door veranderingen in de vaatwand, hormoonspiegels, tragere circulatie, bloed wat sneller stolt, inmobiliteit en wanneer een vrouw varices heeft.

Ter preventie is het belangrijk dat de kraamvrouw geregeld mobiliseert om trombose te voorkomen.

6. Binding; Huid op huid contact is belagrijk om een goede binding tot stand te brengen. Dit is goed voor de ontwikkeling van de baby tot een emotioneel stabiele volwassene. Rust gunnen zodat de ouders en het kind elkaar leren kennenen op elkaar reageren.

7. Beleving; de eerste 24-48 uren is de kraamvrouw vaak opzichzelf gericht en kan veel over de bevalling praten. Hierna wordt de kraamvrouw actiever en is minder opzichzelf gericht.

De kraamvrouw (en partner) wordt meer betrokken in de zorg voor het kind.