Generaties
Je behoort tot de jongste generatie van je familie. Er waren al veel andere generaties voor jou:
Je hebt ouders, die ook weer ouders hebben. Dat zijn jouw grootouders (opa en oma). De ouders van hen zijn jouw overgrootouders. Weet jij hoe de ouders van je overgrootouders heten?
Van al die mensen, die voor jou leefden heb je erfelijke eigenschappen in je en jij niet alleen: ook je eventuele broertjes of zusjes, neefjes en nichtjes.
Daarom lijken jullie als familieleden vaak op elkaar.
Duizenden generaties terug waren er nog niet zo heel veel mensen. Zij zijn wel onze voorouders, maar zagen er toch iets anders uit dan wij nu.
Hoe dat kan? Dat legt de evolutietheorie uit.
In dit thema staan daarom erfelijke eigenschappen en hoe die veranderen door evolutie centraal.
Thema: Generaties
In het B-deel vinden de leerlingen de volgende opdrachten:
1 Wat is erfelijk?
2 Celdeling
3 Jongetje of meisje?
4 Evolutie
Wat wel en niet kan, hangt ook af van de situatie, de leeftijd en het karakter van uw kind. Ieder kind verschilt in de mate waarin hij of zij om kan gaan met verantwoordelijkheden en de mate waarin hij wordt beïnvloed door de sociale omgeving (ook binnen hetzelfde gezin). Maar met de leeftijd komt ervaring, en zal het steeds meer aankunnen.
Voor ouders betekent dit: steeds meer loslaten. Tegelijkertijd blijft u natuurlijk monitoren wat goed gaat, wat nog moeilijk is, en u stuurt bij als dat nodig is. Zo krijgt uw kind meer zelfvertrouwen en weet het dat het op u terug kan vallen als dat nodig is.
Bovenstaande lijst is natuurlijk niet volledig. Opvoeden is dan ook niet alles afdekken wat kan gebeuren. Of elke frustratie of teleurstelling voorkomen. Wel kunnen de voorbeelden u aan het denken zetten over de keuzes en afspraken die bij jullie passen. En wat voor uw kind geldt, geldt ook voor uzelf: van fouten maken leer je.