In het begin van de les koppel ik de het ondererp aan de vorige lessen, hierdoor zullen de leerlingen het nut van de lesstof inzien. Dit wordt versterkt door het feit dat de leerlingen de geleerde stof toe gaan passen op een eigen product. In mijn opdracht laat ik de leerlingen vrij in de keuze hoe ze de opdracht gaan doen, de leerlingen kunnen de stof zelf aanpassen op hun niveau. Dit moeten ze wel doen aan de hand van de gegeven basis. Aan het eind van de hoofdopdracht moeten de leerlingen ook elk een product hebben Vantervoren gaan de leerlingen opschrijven wat ze weten over de Grote Drie, daarna moeten ze dit aan elkaar vertellen. Hierdoor worden de leerlingen individueel aanspreekbaar gemaakt. Doordat ik de les introduceer aan de hand van een gesprek met de leerlingen, een denken-delen-uitwisselen en een opdracht waarin de leerlingen een product moeten maken kan ik goed de denkstappen van de leerlingen doorgronden en wordt het leren van de leerling zichtbaar. Ondertussen kan ik constant directe feedback geven, tijdens het gesprek, tijdens de denken-delen-uitwisselen en wanneer de leerlingen met hun product bezig zijn (Geerts, & Kralingen, 2016, p. 112-114,129).
In deze les differentieer ik in verwerking. De leerlingen kunnen kiezen op welke manier zij de lesdoelen willen behalen. Dit kan door bijvoorbeeld een foto te maken of door een tekening te maken (Berben, 2014, p. 73).
Ik laat de leerlingen stof toepassen op hun eigen gekozen product. Hierdoor zijn de leerlingen actief aan het leren. Doordat ze de stof toepassen op hun eigen gekozen product kunnen ze het later gebruiken als gereedschap in een grote verscheidenheid aan situaties. Ook zorgt de vrije keuze ervoor dat leerlingen individuele betekenisgeving krijgen aan de stof (Ebbens, Ettekoven, 2013, p. 42, 43).