Opgaven

.1. Benzine verbruik              
In de grafiek hieronder zie je het verband tussen het bezineverbruik en de afgelegde afstand in km.
  1. Hoe zie je aan de grafiek dat het verband tussen het bezine verbruik en de afgelegde afstand een lineair verband is?
  2. Lees uit de grafiek af hoeveel kilometer je kunt rijden met 15 liter benzine. Noteer je antwoord in je schrift.
  3. Vul in: De auto rijdt 1 : ....
  4. Hoeveel kilometer kun je rijden met 7 liter benzine?

 

.2. Een kaars branden         
Een kaart wordt aangestoken. In de grafiek zie je het verband tussen de brandtijd en de lengte van de kaars weergegeven.
Afbeeldingsresultaat voor brandtijd kaars wiskunde
  1. Is het verband tussen de brandtijd en de lengte van de kaars een lineair verband? Hoe zie je dat aan de grafiek. Noteer je antwoord in je schrift.
  2. Lees uit de grafiek af hoeveel hoe lang de kaars nog is na 4 uur branden
  3. Hoe denk je dat de kaars er uitzag toen deze werd aangestoken. Maak een schets met potlood.
  4. Bij welke vorm van de kaars zal het verband tussen de brandtijd en de lengte van de kaars wel een lineair verband zijn?

 

.3. Gat in ton.     
Joachim vult twee grote tonnen met water. Helaas heeft Joachim niet gezien dat deze twee tonnen lek zijn. Daarom stroomt er langzaam water uit de ton. De grafiek geeft het verband tussen de inhoud van de tonnen en de tijd in minuten weer
  1. Hoe kun je aan beide grafieken zien dat we hier te maken hebben met een lineair verband?
  2. Welke ton is het eerste leeg?
  3. Welke ton heeft de grootste inhoud nadat deze gevuld zijn?
  4. Na hoeveel tijd zit er in beide tonnen even veel water?

 

.4. Folders bezorgen     

Mirac bezorgt iedere week voor het bedrijf van zijn vader folders in de wijk rond. Mirac krijgt van zijn vader 7,5 cent per folder die hij rondbrengt. Bekijk de tabel die hoort bij de verdiensten van Mirac.

  1. Tussen welke variabele is er in de tabel een verband weergegeven?
  2. Neem de tabel over in je schrift. Vul de tabel verder in.
  3. Is het verband lineair? Leg je antwoord uit.

 

.5. Reeks met lucifers.  
Met lucifers kun je allerlei figuurtje leggen. Het verband tussen het aantal lucifers en het aantal driehoeken kun je weergeven in een tabel
  1. Neem de tabel over en vul hem verder in.
  2. Geef met boogjes de regelmaat in je tabel weer.
  3. Maak de zinnen af: Als je een extra driehoek aan de figuur legt, dan komen er  ..... lucifers bij.
  4. Is het verband tussen het aantal lucifers en de driehoeken lineair? Hoe zie je dat aan de tabel?

 

.6. Oppervlakte vierkant.
Als je van een vierkant de zijden weet, dan kun je de oppervlakte uitrekenen. Bekijk de tabel.
  1. Tussen welke variabele is in de tabel een verband weergegeven?
  2. Neem de tabel over en vul hem verder in.
  3. Is het verband een lineair? Waarom wel of waarom niet?

 

.7. Spelcomputer huren.

Bij Gamespot kun je spelcomputers huren. Gamespot berekent het huur bedrag met de volgende formule:
huurprijs = 12,50 + 2,50 x aantal dagen

de huurprijs is in euro.

  1. Je wilt de spelcomputer 6 dagen huren. Bereken de huurprijs voor zes dagen. Noteer je berekening in je schrift.
  2. Neem de tabel over en vul hem verder in.
  3. Teken de boogjes bij je tabel.
  4. Teken een grafiek bij de tabel.
  5. Is het verband tussen het aantal dagen en de huurprijs lineair?

 

 

.8. Cijfers voor de wiskundetoets.

Bij een wiskundetoets kon je maximaal 45 punten halen.
De docent berekent jouw cijfer dan met de volgende formule:

Het cijfer rond je af op 1 decimaal.

  1. Bereken het cijfer dat je haalt wanneer je 28 punten hebt behaald.
  2. Nizar beweert dat wanneer je het dubbele aantal punten hebt behaald je ook een twee keer zo hoog cijfer hebt. Laat met een berekening zien of Nizar gelijk heeft.
  3. Neem de tabel over en vul hem in.
  4. Teken de boogjes bij je tabel.
  5. Is hier sprake van een lineair verband?

 

.9. Stippenfiguur.

Bij de reeks met stippenfiguren hieronder.

Als je het nummer van de figuur weet kun je met behulp van een formule uitrekenen hoeveel stippen deze figuur groot is.

Hierin is S het aantal stippen en N het nummer van de figuur

  1. Wat denk je, hoort de formule bij een lineair verband?
  2. Bereken het aantal stippen dat figuur nummer 6 heeft. Schrijf je berekening op.

  1. Neem de tabel over en vul hem verder in.
  2. Teken de boogjes bij je tabel..
  3. Kijk nu nog eens naar je antwoord bij vraag a. Had jij deze vraag goed?