Medicatie en doelgroepen: Zwangerschap, lactatie en geneesmiddelen (D1-K1-W1 en D1-K1-W2) |
Inleiding |
Uit onderzoek blijkt dat in Nederland ongeveer 79% van de vrouwen tijdens de zwangerschap geneesmiddelen gebruikt.1 Het is dan ook belangrijk om te weten of het gebruik van geneesmiddelen nadelige effecten kan hebben op de zwangerschap, het embryo, de foetus of het (pasgeboren) kind. Deze nadelige effecten kunnen negatieve zwangerschapsuitkomsten zijn, zoals een laag geboortegewicht of een vroeggeboorte, alsook nadelige farmacologische effecten of structurele en/of functionele aangeboren afwijkingen. Voorbeelden van nadelige farmacologische effecten zijn onthoudingsverschijnselen, groeivertraging of beïnvloeding van het foetaal hartritme. Met structurele aangeboren afwijkingen wordt het ontbreken of een verkeerde aanleg van een orgaan bedoeld, zoals spina bifida. Van functionele aangeboren afwijkingen wordt gesproken als er een probleem is met hoe een deel van het lichaam werkt. Een verstandelijke han•dicap is hiervan een voorbeeld. |
Inhoud opdrachten |
en azathioprine. |