In les 1 gaan de leerlingen met verschillende leerdoelen aan de slag.
De leerlingen benoemen in eigen woorden de drie definities van kinderarbeid op de toets, waarbij niet wordt gelet op correcte spelling.
De leerlingen benoemen drie voorwerpen die waarschijnlijk geproduceerd zijn door middel van kinderarbeid, binnen twee minuten.
De leerlingen benoemen minstens 3 landen waar op dit moment nog sprake is van kinderarbeid op de toets.
Om deze leerdoelen te bereiken, zijn er filmpjes en opgaven betrokken bij de les. De opbouw is dan ook als volgt:
Eerst worden de definities van kinderarbeid gegeven, waarna er een filmpje komt wat uitlegt wat kinderarbeid inhoudt. Hier worden producten genoemd die door kinderarbeid gemaakt kunnen zijn. De kinderen maken vragen over de inhoud van dit filmpje, waarin er naar de producten wordt gevraagd.
Daarna komt er nog een video-element om de leerlingen het verschil te laten zien tussen kinderarbeid en vrijwillige arbeid, waarbij de kinderen werken voor geld om wat bij te verdienen. Ook hier worden de kinderen getest door middel van vragen, maar ook door middel van plaatjes. Het is de bedoeling dat de leerlingen de juiste labels naar de juiste plaatjes slepen om kinderarbeid en vrijwillige arbeid te onderscheiden.
De les wordt beƫindigd met een wereldkaart, waar de leerlingen op moeten klikken om aan te geven waar er op de wereld nog kinderarbeid is.
Bij de extra uitdaging staan er nog twee vragen voor de leerlingen om na te denken over kinderarbeid.
Deze les maakt gebruik van geluid, dus koptelefoons zijn een benodigdheid om deze les te kunnen maken. Verder wordt deze les gemaakt in tweetallen. Om aan te sluiten op deze les, kunt u een klassikale instructie houden waarin verteld wordt wat kinderarbeid precies is. Hier moet dan wel ook vrijwillige arbeid bij betrokken worden, van kinderen die zelf willen werken om wat bij te kunnen verdienen. De les zal ongeveer 20 tot 30 minuten duren.
Als verwerking van de les vullen de leerlingen een brief in van hun beeld op kinderarbeid. Indien u dit ook nog gezamenlijk wil bespreken, is het handig om deze opdracht er nog bij te betrekken, zodat u zicht heeft op hoe de kinderen er nu instaan. Zo kunt u ook ingrijpen als de leerlingen nog niet allemaal doorhebben wat het verschil is.
Het antwoordmodel:
1. vragen filmpje: mobiel, kleding, chocola
2. vragen filmpje: Ivoorkust, Irak
3. vragen filmpje: Ivoorkust - Afrika - kinderarbeid - chocolade - unicef - dokter - directeur
4. Waar/Niet waar: Niet waar
5. Waar/Niet waar: Waar
6. Waar/Niet waar: Niet waar
7. Wel/Niet invullen: niet - niet - wel
8. Wel/Niet plaatjes: Wel - Niet
9. Wel/Niet plaatjes: Niet - Wel
10. Wereldkaart: Rond Afrika en Aziƫ
Extra uitdaging:
1. Vraag: Omdat kinderen goedkoper zijn dan volwassenen.
2. Vraag: Ook in landen als Spanje en Griekenland.