Als je werkt krijg je loon, dit noemen we ook wel inkomen. Naast inkomen heb je ook uitgaven. De uitgaven kan je in drie groepen verdelen:
· Vaste lasten: Dit zijn uitgaven waar je aan vast zit en die je met een vaste regelmaat moeten doen, zoals de huur, autokosten en abonnementen.
· Huishoudelijke uitgaven: Zijn gewone uitgaven voor je huishouden. Je bepaalt telkens zelf hoeveel je uitgeeft aan boodschappen, cadeautjes etc.
· Incidentele uitgaven: zijn meestal grote uitgaven en onverwachts, zoals vakantie, reparatie of vervanging van een wasmachine, koelkast, vakantie ed.
Wanneer je weet hoeveel geld je per maand gaat verdienen en weet hoeveel je wilt gaan uitgeven, kan je een begroting opstellen. Een begroting is een overzicht met je uitgaven en uitkomsten op een rijtje. Als je een begroting hebt gemaakt kan je precies zien hoeveel geld je over houdt.
Aan de linkerkant staan al de inkomsten bij elkaar op geteld en aan de rechterkant staan de uitgaves bij elkaar opgeteld. Als de inkomsten lager zijn dan de uitgaves is er een te kort. Dan moet je gaan kijken of je op iets moet besparen zodat je wel geld overhoudt of precies genoeg hebt. Als de inkomsten hoger zijn dan de uitgaves is er een overschot, je houdt dan geld over.
Als je wilt sparen voor iets, dan kan je door je begroting precies zien hoeveel geld je kan sparen. Dus wil je voor iets sparen stel dan een begroting op, zodat je jezelf daaraan kunt houden en dan het geld wat je over hebt kunt sparen voor je doel.