Voorzetsels gebruik je om, bijvoorbeeld, aan te geven waar iets is of wanneer iets gebeurd. Soms hoort een voorzetsel bij een werkwoord.
on the table – op de tafel
next to the chair – naast de stoel
at nine o’clock – om negen uur
Can I talk to you for a minute? – Kan ik je even spreken?
Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel Voorzetsels. Denk na over deze vragen:
![]() |
Voorzetsels |
Maak de oefeningen.