Extra uitleg

 

Bij het gebruik van modale werkwoorden dien je goed op te letten wanneer je welk werkwoord gebruikt in de zin. Hieronder zie je de belangrijste modale werkwoorden verder uitgelegd:

 

Can / can't

Je gebruikt can om te zeggen dat je iets kunt:

 

Could

Je gebruikt could om aan te geven dat iets zou kunnen. Ook kun je could gebruiken om een beleefde vraag te formuleren:

Must

Je gebruikt must als je zelf vindt dat iets zou moeten:

 

To have to

Je gebruikt to have to als iemand anders vindt dat iets moet, en dus NIET omdat jij dat zelf vindt:

 

Can/could/may/might

Je kunt deze woorden gebruiken om toestemming te vragen:

De verleden tijd van can en may wordt ook gebruikt om dingen te beschrijven die onzeker of niet gebeurd zijn:

 

Would / wouldn't

Je gebruikt would in beleefde vragen of als iets onder bepaalde omstandigheden (wel of niet) zou gebeuren:

 

Should / shouldn't

Je gebruikt "should" om aan te geven dat iemand iets eigenlijk zou moeten doen. Je geeft bijvoorbeeld advies of je wilt iets afraden:

Will / won't

Je gebruikt will als je wilt aangeven of iets in de toekomst gaat gebeuren:

Je gebruikt will ook als je een voorspelling doet zonder dat je weet dat het ook echt zal gebeuren.

 

 

 

Geen "to" na een hulpwerkwoord

Het hele werkwoord wordt vaak voorafgegaan door to:

Maar zoals je op deze pagina kunt zien: een werkwoord dat na een hulpwerkwoord komt, wordt niet voorafgegaan door to.