een onderscheid maken tussen de belangrijkste groepen van psychische stoornissen. Hij/zij is daardoor in staat om aan de omschrijving van een ziektebeeld ( casuïstiek) een koppeling met een diagnose te maken;
Daarnaast kent hij/zij de meest voorkomende terminologie;
de schriftelijke toets met ten minste een voldoende (5,5 of hoger) afsluiten;
Terugkijken op voldoende aanwezigheid en inzet tijdens de lessen;
De integrale eindopdracht afronden met een voldoende;
Toetsing:
Meer dan 80 % aanwezigheid in de lessen. Dit komt neer op 16 lessen.