Verantwoorden

Op 10 juli 2009 is door de door MBO Raad, Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), Midden en Klein Bedrijf (MKB) Nederland, Verbond van Nederlandse Ondernemingen – Nederlands Christelijke Werkgeversverbond (VNO-NCW)  en het ministerie van OCW het protocol van de beroepspraktijkvorming vastgesteld. Door het algemeen bestuur van SBB is deze op 3 juli 2015 geactualiseerd.

In het bpv-protocol staan afspraken tussen het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, werkgeversorganisaties, de MBO Raad en SBB voor een kwalitatief goede beroepspraktijkvorming (www.s-bb.nl).

 

Binnen het middelbaarberoepsonderwijs is beroepspraktijkvorming een ingeburgerde term. In de literatuur wordt de term ook wel aangeduid met werkplekleren. Andere benamingen, die meer in het hoger beroepsonderwijs worden gebruikt zijn: duaal leren, praktijkleren, leerwerktrajecten, leerwerkarrangementen, werk gerelateerd leren. Al deze termen hebben de gemeenschappelijk nadruk op leren in reële arbeidssituaties, waarbij de lerende wordt geconfronteerd met echte problemen en uitdagingen om te leren (Streumer, 2010).

Door Nijhof en Nieuwenhuis (2008) en Tynjälä (2008) wordt werkplekleren breed opgevat vanuit het perspectief van de leermogelijkheden die een werkplek biedt.

Veldhoven, Poortman, Feenstra, Nieuwenhuis, Van Tilburg & Schmitz (2009) hebben concreter en helder de volgende definitie beschreven; onder de term werkplekleren worden alle vormen van leren in authentieke (arbeids)situaties verstaan. Het gaat om gepland en bewust leren van studenten in een authentieke arbeidssituatie gericht op het verwerven van beroepsrelevante competenties.

 

De input van een student is belangrijk bij effectief werkplekleren. In de literatuur wordt motivatie, voorkennis en zelfregulatievaardigheden veelvoudig genoemd. De controle, eigenheid en autonomie over eigen handelen is hierbij ook van belang. Schaap, Baartman en De Bruijn (2012) wijzen op het belang van motivatie om een beroep te leren als belangrijke determinant. Schaap et. al. (2012) beschrijven dat studenten adaptieve leerstijlen inzetten, dit is afhankelijk van de context van de leerwerkplek en de school. Zij stellen dat dit vraagt om een adaptieve en gedifferentieerde aanpak bij begeleiding van leerwerkprocessen bij studenten. Het is een voorwaarde dat studenten in verschillende situaties in staat zijn om adequaat te kunnen handelen en dat zij hierop actief kunnen reflecteren. Verschillende auteurs wijzen erop dat een goede voorbereiding op werkplekleren van belang is. Payler, Meyer en Humphris (2008) stellen dat werkplekleren kan resulteren in competentieontwikkeling en cultuur overdracht wanneer voorkennis van studenten goed wordt gebruikt en ontwikkeld. Voor onderwijsinstellingen wordt geschetst dat inzicht in controle, eigenheid en autonomie in eigen handelen voor studenten van belang is zodat zij zich beter kunnen voorbereiden op werkplekleren.

 

Wanneer verder ingezoomd wordt op de competentieontwikkeling van studenten is het van belang dat de student zich continu ontwikkelt. Hierbij krijgt hij/zij steeds meer loopbaancompetenties in zijn bezit. Loopbaancompetenties omschrijven alle competenties (op kennis-, gedrag- en motivatieniveau) die ervoor zorgen dat werknemers/studenten zich in hun loopbaan kunnen ontwikkelen (Kuijpers, 2003).

Loopbaancompetenties worden in drie categorieën verdeeld: weten waarom, weten wie en en weten hoe.

Bij weten waarom staat de motivatie en het onderzoeken van motieven van de student centraal. Akkermans, Brenninkmeijer en Blonk (2008) geven aan dat de student hierbij in staat is om te reflecteren op de mogelijkheden binnen de eigen loopbaan op een manier die past bij de persoonlijke wensen en doelen. De loopbaancompetenties reflectie op motivatie en reflectie op kwaliteiten valt hieronder. Reflectie op motivatie is op interesses en motivatie voor de eigen loopbaan. Reflectie op kwaliteiten is op sterke- en zwakke punten met betrekking tot de eigen loopbaan (Akkermans et al., 2008).  

De tweede categorie is weten wie, Akkermans et al. (2008) benoemd dat het ontwikkelen van en reflecteren op loopbaangerichte contacten/netwerken centraal staat. Bij de loopbaancompetentie netwerken gaat om de bewustwording van het professionele nut en aanwezigheid van een eigen loopbaan gerelateerd netwerk.

De laatste categorie gaat over weten hoe. De student beschikt over relevante loopbaan specifieke competenties en kennis die hem/haar ondersteunen bij het vormgeven van de eigen loopbaan (Akkermans et al., 2008). Deze bestaat uit de loopbaancompetenties loopbaansturing, werkexploratie en zelfprofilering. ‘’Hierbij gaat het over het maken van een planning met betrekking tot de loopbaan. Werkexploratie is actief onderzoek doen naar werk en mobiliteit in de eigen loopbaan. Zelfprofilering is de presentatie op de interne- en externe arbeidsmarkt met betrekking tot de eigen loopbaan” (Akkermans et al., 2008). Uit onderzoek blijkt dat een werknemer/student die zich blijft ontwikkelingen op het gebied van loopbaancompetenties, meer kansen op de arbeidsmarkt heeft.

 

Het Albeda Mbo en bedrijfsopleidingen (regio Rijnmond) bereidt de studenten voor op de bpv en noemen dit ook wel stage of werkplekleren. Studenten volgen een beroepsgerichte opleiding welke zij zelf hebben gekozen. Het Albeda werkt samen met erkende leerbedrijven. Deze bedrijven zijn door de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) erkend. Het leerbedrijf en de student bepalen samen hoe de beroepspraktijkvorming eruit ziet. Het resultaat is een mix van opdrachten van de praktijkopleider en werken aan eigen leervragen en schoolopdrachten De docent van de opleiding onderhoudt contact met de praktijkbegeleider van het leerbedrijf over de voortgang van de student. De begeleiding, beoordeling en examinering van de student gebeurt in goed overleg tussen de opleiding en het leerbedrijf. Het Albeda College blijft hierbij eindverantwoordelijk. Albeda organiseert regelmatig netwerkbijeenkomsten met de leerbedrijven uit een branche (www.albeda.nl). Het Albeda heeft een BPV protocol welke aansluit bij het landelijke bpv-protocol welke is opgesteld op 10 juli 2009 door verschillende belanghebbende.

Hierin staat beschreven dat het Albeda de student praktijkgericht voorbereid op de bpv, zorgt voor presentatievaardigheden en zorgt voor een objectieve beoordeling van de student. De student moet daarentegen gemotiveerd zijn, weten wat/hij wil leren en goed voorbereid aan de bpv beginnen. Voor de studenten is er een leerwerkwijzer of stagewijzer waarbij verschillen onderwerpen met betrekking tot bpv worden besproken waaronder ook de competenties en het portfolio.

 

RVC de Hef is een vakcollege voor vmbo en isk. Gedurende de eerste twee jaar volgen de leerlingen dezelfde vakken. De laatste twee jaar kiest iedere leerling een eigen leerweg en profiel welke door de school wordt aangeboden. Elk profiel heeft een beroepsgericht profielvak waar de competenties (bestaande uit kennis, vaardigheden en attitude) van de beroepspraktijk aan bod komt.

RVC de Hef heeft een systematische opgebouwde programma waarbij de leerlingen kennis maken met verschillende beroepen en werkvelden: de school heeft ervoor gekozen dat de leerlingen voorzien worden van verschillende bedrijfsexcursies, bliksemstages, bedrijfsmentoren, gastsprekers en stages. Alle leerlingen op het vmbo moeten werken aan hun loopbaanontwikkeling. Onder andere de volgende punten komen hier aan bod; waar zijn ze goed in, wat vinden ze leuk, welk vervolgopleiding ze willen gaan volgen, welk beroep bij hen past, hoe ze dat beroep willen uitoefenen en hoe ze dit kunnen bereiken.

 

Vanuit de theorie wordt beschreven dat een goede voorbereiding op werkplekleren belangrijk is en geeft aan wat hierbij nodig is voor en bij de student. Een student moet zelf de controle kunnen nemen over zijn/haar loopbaanontwikkeling. Als docent heb je de taak om de student te coachen in zijn/haar leerproces en ook in hoe zij dit doen. Door studenten aan het begin van hun opleiding bewust te maken van verschillende loopbaancompetenties en hoe zij inzichtelijk kunnen maken wat hun groei hierin is, stimuleert de docent de loopbaanontwikkeling. Voor deze wiki is daarom gekozen om een ontwikkelportfolio met de studenten te gaan maken waar studenten individueel en met elkaar aan gaan werken.

 

Naar aanleiding van de analyse leidt dit tot de volgende ontwerpeisen van de webkwestie.

3) Ontwerpeisen;

-          Studenten bewust voorbereiden op de beroepspraktijk.

-          Student begeleiding bieden bij professionele en persoonlijke groei, middels het opbouwen van een portfolio.

-          Studenten begeleiden hoe zij zich professioneel ontwikkelen op een werkplek. ‘Supported participation’ is een belangrijk kenmerk van effectief werkplekleren. Het zoeken naar een balans tussen (on)zekerheid, autonomie, taakvariatie en reflectie bij de student is hierbij belangrijk.

-          Studenten ruimte bieden voor fouten en repetitie.

-          Organiseren van reflectie en feedback . Een leven lang leren vraagt om het vermogen te kunnen reflecteren. Reflectie door de student op het eigen handelen is daarom een belangrijk element van professionele en persoonlijke ontwikkeling. Peerfeedback is ook een handig hulpmiddel hierbij.

 

De webkwestie is in eerste instantie ontworpen voor eerste jaars mbo 3/4 studenten, dit omdat de doelgroep het meeste aansluit bij de studenten van onze stageplekken. Hij kan in onze optiek ingezet worden voor alle niveau’s en opleidingen. De werkvormen kunnen aangepast worden naar de desbetreffende doelgroep.

CIMO nieuw (1).docx

Bronnen

Albeda geraadpleegd van

https://www.albeda.nl/bedrijven/leerbedrijven-en-erkenning

Akkermans, J., Brenninkmeijer, V., & Blonk, R. (2008). CareerSkills: Een Interventie ter Stimulering van de Loopbaanontwikkeling van starters op de arbeidsmarkt. Paper CareerSkills Interventie, SIG.

Kuijpers, M.A.C.T. (2003). Proefschrift: loopbaanontwikkeling. Onderzoek naar ‘competenties’. Twente: Twente University Press.

Nijhof, W.J. & Nieuwenhuis, L.F.M. (eds. 2008). The learning potential of the workplace. Rotterdam/ Taipei: Sense Publishers.

Payler, J., Meyer, E. & Humphris, D. (2008) Pedagogy for interprofessional education – what do we know and how can we evaluate it? In: Learning in Health and Social Care, 7,

2, 64–78.

RVC de Hef geraadpleegd van https://www.rvcdehef.nl/

Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven geraadpleegd van

https://www.s-bb.nl/bpvprotocol

Schaap, H., Baartman, L. & De Bruijn, E. (2012)  Students’ Learning Processes during School-Based Learning and Workplace Learning in Vocational Education: A Review. In: Vocations and Learning.

Streumer, J. (2010).  De kracht van werkplekleren (Eerste druk). Boom Lemma Uitgevers.

Veldhoven, M., Poortman, C., Feenstra, F., & Nieuwenhuis, L., Van Tilburg, O., & Schmitz, M. (2009). Praktijk. Hoezo? Werkplekleren in praktijk en theorie. Ede: MBO 2010.