Geschreven uitleg van de begrippen

Als een bedrijf producten verkoopt aan klanten, moet hij voor deze producten een verkoopprijs hebben. Deze verkoopprijs kunnen bedrijven niet zomaar verzinnen, want er zijn een aantal factoren waar zij rekening mee moeten houden.


De inkoopprijs. Als een bedrijf zijn producten inkoopt bij een groothandel, betaalt hij  hier een prijs voor. Deze prijs noemen we de inkoopprijs. Bovenop de inkoopprijs die een bedrijf voor haar producten betaalt, betaalt hij btw. Dit is, afhankelijk van het producttype, een percentage dat aan belasting moet worden betaald. De meest gebruikte btw-tarieven zijn:

Als je de btw optelt bij de inkoopprijs, krijg je de inkoopfactuurprijs. Een bedrijf kan de betaalde btw wel terugvragen. Formule: inkoopprijs + btw = inkoopfactuurprijs


Brutowinst. Om uiteindelijk op een verkoopprijs te kunnen komen, verhoogt een bedrijf zijn inkoopprijs met een brutowinstpercentage. Dit percentage is bedoeld om (extra) kosten te denken én daar bovenop nog winst te maken. Onder deze (extra) kosten vallen bijvoorbeeld loonkosten van personeel of transportkosten van producten. Formule: inkoopprijs + brutowinst = verkoopprijs


Verkoopprijs. Nadat een bedrijf producten heeft ingekocht en een marge heeft bepaald voor de extra kosten + winst (brutowinstpercentage), verhoog je de inkoopprijs met dit brutowinstpercentage om zo tot een verkoopprijs te komen. Dit is echter niet de prijs die de consument betaalt. Om tot de uiteindelijke consumentenprijs te komen, verhoog je de verkoopprijs met de btw. Formule: verkoopprijs + btw = consumentenprijs


De tabellen. Om met deze begrippen te rekenen, kun je gebruik maken van een aantal tabellen. Deze tabellen maken het makkelijk en overzichtelijk om van de verkoopprijs naar de inkoopprijs te rekenen of andersom. de toelichting van de tabellen vind je op de volgende pagina.