Voorwoord
Wat is werkwoordstijd?
Als wij heel eventjes naar Wikipedia gaan dan zien wij dat de definitie van 'werkwoordstijd' is het oogpunt van een spreker is, die aan geeft in welke tijd een gebeurtenis plaatsvindt. Zowel in het Frans, als in het Nederlands kennen wij veel verschillende tijden die allemaal iets anders betekenen. Vandaag gaan wij het over de voltooid tegenwoordige tijd hebben. In het Frans is dat le passé composé.
* Als wij het over vervoegen hebben dan is het belangrijk om te zeggen dat er twee types werkwoorden zijn: regelmatige en onregelmatige. Onregelmatige werkwoorden zijn bijvoorbeel: être en avoir. Denk aan het werkwoord 'zijn 'in het Nederlads, jij zegt niet 'Ik zij', maar 'ik ben'. In het Frans zeg je 'Je suis' en niet 'je être' of iets dergelijks. Het komt, omdat hun vervoeging heel veel afwijkt. De vervoeging van de onregelmatige werkwoorden zullen wij in een andere les behandelen!
Le passé composé
I.Waneer gebruik jij het
Le passé composé is de voltooid tegenwoordige tijd in het Frans. Je gebruikt het om te vertellen dat iets al gebeurd is. Denk bijvoorbeeld aan: jij bent ergens op vakantie geweest en jij vertelt tegen een vriend wat jij allemaal gedaan hebt.
II. Wat heb jij nodig om le passé composé te maken
Om deze tijd te maken heb jij een hulpwerkwoord + voltooid deelwoord nodig. Het is precies hetzelfde zoals in het Nederlands: 'Ik heb gepraat', 'Ik ben gegaan', 'Ik heb gehad' enz. Jij ziet het hulpwerkwoord + het voltooid deelwoord. Het woordje <passé> betekent verleden/voorbij en <composé> wilt zeggen dat het uit meerdere delen bestaat/ samengesteld.
III. Hoe maak jij het
Om passé composé te maken heb je een hulpwerkwoord nodig + een voltooid deelwoord. Denk aan de voltooid tegenwoordige tijd in het Nederlands: 'ik heb gepraat', 'ik heb gedronken' enz. In het Frans is het precies hetzelfde: het onderwerp + de persoonsvorm van het hulpwerkwoord + het voltooid deelwoord.
IV. Hulpwerkwoorden voor passé composé
De hulpwerkwoorden in het Frans zijn: avoir en être. Als jij in het Nederlands hebben gebruikt, gebruik jij meestal avoir in het Frans. Als jij zijn in het Nederlands gebruikt, dan gebruik jij être in het Frans. Er zijn wel twee uitzonderingen:
1. ik ben geweest - j'ai été (être is een onregelmatig werkwoord)
2. ik ben begonnen - j'ai commencé
Alle wedekerende werkwoorden (zich= se bv. se laver - zich wassen) vervoeg jij ook met être!
V. Hoe maak jij het voltooid deelwoord
Om het voltooid deelwoord te maken heb jij je kennis over de drie groepen werkwoorden in het Frans nodig. Waarom? Kijk even naar de tabel hieronder.
Groep van het werkwoord | Regel | Voorbeeld | Andrere ww. * |
I die op -er eindigen | Je haalt de laatste -r weg en zet een accent op de -e | parler - parlé | acheté, donné |
II die op -ir eindigen | Je haalt de laatste -r weg | choisir - chosi | fini |
III die op -re eindigen | Je haalt -re weg en voeg een -u toe | vendre - vendu | descendu |
* Van acheter, donner, finir en descendre
VI. Wat er gebeurt met het voltooid deelwoord als jij être als hulpwerkwoord gebruikt
In het Frans is het heel belangrijk of een woordje mannelijk, vrouwelijk of in meervoud is.
Als jij être als hulpwerkwoord gebruikt, komt er soms een extra -e, -s of -es achter het voltooid deelwoord. Dat ligt aan het onderwerp. Hieronder een paar voorbeelden.
1. Ik ben gegaan (ik = een meisje) - Je suis allée
2. Wij zijn gegaan (wij = 2 meisjes) - Nous sommes allées
3. Jullie zijn gegaan ( jullie = 2 mannen) - Vous êtes allés
* Bij hulpwerkwoord avoir het gebeurt niets met het voltooid deelwoord. Er komt geen extra
-e, -es of -s. Bijvoorbeeld: wij hebben gepraat - nous avons parlé.
VII. Een kort stappenplan om le passé composé te maken
1. Kiezen tussen avoir of être.
2. De juiste persoonsvorm van het hulpwerkwoord.
3. Maak het voltooid deelwoord
4. Als jij être gebruikt, let op of het onderwerp mannelijk, vrouwelijk of in meervoud is!
De formule: Altijd een hulpwerkwoord + voltooid deelwoord!
Les chansons 'avoir' et 'être'
In de brugklas heb jij twee liedjes geleerd over de werkwoorden avoir en être. Om zeker te zijn dat jij geen fouten met de vervoeging van deze twee belangrijke werkwoorden maakt, kun jij nog één keer naar hen luisteren.