Antwoorden

1. A. Een schaatser gebruikt vooral producten die veel koolhydraten bevatten. De schaatser uit de video gebruikt brood met ei en vruchtensap.

B. Koolhydraten afgebroken tot glycogeen en opgeslagen in lever en spieren. Wanneer het lichaam energie nodig heeft, wordt de voorraad glycogeen aangesproeken.

C. Wanneer de voorraad glycogeen is uitgeput, kan er niet genoeg energie worden vrijgemaakt. Daardoor kan de schaatser geen goede prestaties meer leveren.

D. In de spieren is ongeveer 350 gram glycogeen opgeslagen. In de lever ongeveer 100 gram. Dit is voldoende voor een inspanning die 1 tot 1,5 uur duurt. Een marathonschaatser heeft minder tijd nodig voor een wedstrijd. Dat betekent dat 800 glycogeen voldoende is.

E. De voorraad glycogeen kan worden aangevuld door producten te eten die veel koolhydraten bevatten, zoals brood, pasta en rijst.

F. Er zin sportdrankjes die de wateropname in het lichaam stimuleren. Er zijn ook sportdrankjes die voornamelijk energie leveren.

G. Sportdrank bevat water en suiker (sacharose, druivensuiker, maltodextrine)

H. Sportdrank is goed voor duursporters die op topniveau presteren zoals marathonlopers.

I. Sportdrank is niet goed voor amateursporters en voor jongeren. Het gebruik van sportdrank kan leiden tot maagdarmklachten en overgewicht. Op langere termijn kan het leiden tot diabetes II.

 

2. A. Vegetariers gebruiken geen vlees of vis. Veganisten gebruiken geen enkel dierlijk product. Zij gebruiken bijvoorbeeld geen melk en kaas.

B. Maarten krijgt minder eiwit binnen.

C. Noten en bonen zijn plantaardige producten die veel eiwitten bevatten.