Een groot deel van Zuid-Amerika bestaat uit vlaktes die zijn opgebouwd door sedimentatie van materiaal uit de Andes, andere gebergtes en hoogvlaktes.
Dat materiaal is door verwering afgebroken en door de rivieren Amazone, Orinoco en Paraná weggevoerd en afgezet in hun stroomgebied.
In Colombia en Venezuela splitst de Andes zich in drie afzonderlijke gebergtes, waarvan de meest oostelijke van west naar oost loopt.
Een groot deel van Zuid-Amerika wordt ingenomen door twee hoogvlaktes of hooglanden, het Hoogland van Guyana en het Hoogland van Brazilië. Deze hoogvlaktes zijn schilden, plekken waar gesteente van een kraton door erosie van bovenliggende gesteenten bloot zijn gelegd. Een kraton is een stuk continentale aardkorst dat meer dan een miljard jaar lang min of meer intact is gebleven en weinig beïnvloed is geweest door platentektoniek.
Alleen aan het zuidoostelijke rand van het Braziliaanse hoogland is een echt gebergte te vinden, de Serra del Mar, vlak bij de kust. Dit gebergte is onderdeel van een langere strook met bergen langs de Atlantische kust die als Great Escarpment wordt aangeduid. Deze strook is ontstaan door spanningen in de Zuid-Amerikaanse Plaat opgewekt door de slab pull die ontstaat door de subductie langs de grens tussen de Nazca- en Antarctische Plaat enerzijds en de Zuidamerikaanse Plaat anderzijds. Die spanningen hebben ervoor gezorgd dat westwaarts het terrein werd opgetild tot een hoogland. Ook het Plateau van Patagonië, een schild in Argentinië, is opgetild, maar minder hoog dan de andere twee schilden.