Ihr wisst jetzt, was ihr für das gemeinsame Essen braucht und machen müsst: Geld einsammeln, einkaufen, Dinge zu Hause vorbereiten oder von zu Hause mitnehmen, hinterher aufräumen usw. Jullie weten nu wat jullie nodig hebben en wat er gedaan moet worden: geld inzamelen, boodschappen doen, spullen thuis voorbereiden of van thuis meenemen, na afloop opruimen en schoonmaken enz.
Verteilt die verschiedenen Aufgaben untereinander. Verdeel de taken onder elkaar.
Sprecht dabei Deutsch. Probeer zoveel mogelijk Duits te spreken.
Schreibt auf, wer welche Aufgabe hat. Schrijf op wie welke taak heeft.
Einkaufen
Kauft die benötigten Dinge ein. Tipp: Geht zum Aldi, Lidl oder einem anderen deutschen Supermarkt. Dort habt ihr die größten Chancen, deutsche Produkte zu bekommen. Achtung: Einkaufszettel nicht vergessen! Koop de dingen die jullie nodig hebben.
Tip: Ga naar de Aldi, Lidl of een andere Duitse supermarkt.
Let op: boodschappenlijstje niet vergeten!
Nehmt alles zum vereinbarten Zeitpunkt mit in die Schule. Neem alles op het afgesproken tijdstip mee naar school.