We moeten wel een duidelijk beeld krijgen over de belangrijke begrippen die terug gaan komen in dit arrangement.
Inkomen is alles wat iemand als opbrengst van arbeid, onderneming of vermogen binnen krijgt. Denk dan aan het loon van je werk of rente over je spaargeld op je bank. Misschien heb jij hier nu al mee te maken omdat je een bijbaan hebt of omdat je een rekening met geld hebt voor na het studeren. Daarnaast heb je uitgaven. Uitgaven zijn eigenlijk alle soorten kosten die jij maakt. Deze kan je onderverdelen in drie soorten uitgaven, misschien ken je ze nog:
Vaste lasten: rekeningen die periodiek in eenzelfde bedrag terugkomen. Periodiek wil zeggen dat het bijvoorbeeld elke laatste dag van de maand gebeurd. Het kan echter ook 1x in de drie maanden bijvoorbeeld. Deze vaste lasten zijn (vrijwel) altijd eenzelfde bedrag.
Huishoudelijke uitgaven: uitgaven die je dagelijks maakt. Kijk dan eerder naar je ouders bijvoorbeeld. Als hun dagelijks boodschappen moeten doen, zijn dit huishoudelijke uitgaven
Incidentele uitgaven: uitgaven die niet regelmatig voorkomen of voorkomen als iets kapot gaat. Kleding koop je misschien één keer in de twee maanden. Omdat je niet weet wat voor bedrag dit kan zijn, is dit incidenteel. Ook garagekosten voor de kapotte auto van je ouders is incidenteel.
Ga verder naar de volgende pagina om hiermee te oefenen!