Inleiding

In dit thema leer je de eerste basisbeginselen van het vak wiskunde. Je staat aan het begin van veel schooljaren waarin je dit vak zult hebben. Daarvoor is het van belang dat je met het vakspecifieke 'gereedschap' leert werken en ook de eerste begrippen leert: je leert de precieze namen van allerlei platte en ruimtelijke vormen.

In dit thema worden dus de basis gelegd voor alles wat je de komende jaren nog zult gaan leren!

Al in 1000 v. Chr. werd de passer gebruikt. Dit is zichtbaar op aardewerk uit die tijd dat in Griekenland opgegraven is. Hierop werden cirkels getrokken ter decoratie, met behulp van een passer. Het gaatje van de passerpunt is duidelijk zichtbaar.

 

De passer en de geodriehoek zijn meetkundig gereedschap, welke je nodig hebt bij wiskunde.

Wiskunde is een wetenschap die onder andere getallen, patronen en structuren bestudeert.
De wiskunde komt voort uit het rekenen en de meetkunde, maar omvat veel meer dan dat.

Wiskundige structuren, zoals opdracht 2b, zijn met logische beredeneren op te bouwen.

Wiskunde wordt niet alleen bestudeerd, de opgedane kennis wordt toegepast in allerlei dagelijkse situaties en in andere wetenschappen. Men spreekt dan van toegepaste wiskunde tegenover zuivere wiskunde. Zie ook de afbeelding hieronder van de site xkcd.com