Besmette dieren verspreiden het virus via de ontlasting. Een kitten kan zich besmetten door contact met een ziek dier, een net hersteld dier of een besmette (en niet ontsmette) ruimte. Het virus kan ook via de kleding en handen van verzorgers worden overgebracht. De jonge of volwassen kat kan via de neus (inademing) of het maagdarmkanaal (ingestie) geïnfecteerd worden. Het virus zit in alle uitscheidingsproducten van de kat (speeksel, braaksel, traanvocht, ontlasting). Ook kan de kat besmet worden door indirect contact. Dit gebeurt bijvoorbeeld doordat de kat in contact komt met besmette voorwerpen zoals; voerbakjes, transportmandje, vloer, schoenen, kattenbak en kleding. Maar ook bijvoorbeeld kattenvlooien kunnen het virus overbrengen. Het probleem is dat het virus lang in de omgeving aanwezig kan blijven, resistent is tegen de meeste desinfectiemiddelen en na een jaar zelfs nog tot besmetting kan leiden.