Opgave 6.2

Opgave 6.2

Stap 1

Open het werkblad Opgave 6.2

 

Stap 2

Je kunt op verschillende manier betalen bij een bedrijf. Zo kan je contant betalen, met een pin pas of met een creditcard. Als je met een creditcard betaald moet je soms een toeslag betalen.

In het werkblad zie je zes betalingen met verschillende betaalmethodes. Als er betaalt wordt met een creditcard, dan moet er een toeslag van 3,5% worden betaald op het hoofdbedrag. 2.1  Selecteer nu cel C4 en klik dan op de ‘’functie invoeren knop’’ en zoek de ALS             functie.

2.2       We willen weten of er in de cellen A4 tot en met A9 het woord ‘’Creditcard’’ staat. Bij      de logische test (voorwaarden wordt dat ook wel genoemd) zet je het volgende neer:             A4= "Creditcard"

           Let op: gebruik het aanhalingsteken en niet het apostrofteken.

           Aanhalingsteken: "

           Apostrofteken: ‘’

2.3       Bij de Waarde-als-waar vul je het volgende in: B4*$B$1. We zetten nu dollartekens in    cel B1 dit omdat, als we de formule doortrekken naar de andere cellen, dan willen we        nog steeds cel B1 hebben in de berekening. Als je geen dollartekens daar neerzet,        dan pakt Excel automatisch cel B2 als je doortrekt.

2.4       Stap 5: Bij de waarde-als-onwaar vul je het volgende in: 0

2.5       Druk op Ok. Gebruik de vulgreep en trek de formule door vanaf cel C4 tot en met cel     C9.

 

Stap 3

Zorg dat de kolom toeslag in euro’s wordt weergegeven.

 

Stap 4

Tel het bedrag en de eventuele toeslag bij elkaar op in de kolom Totaal.