Remediërend

Hieronder volgt een (korte) herhaling van de stof zoals die hierboven uit is gelegd.      

 

We onderscheiden drie vormen in de werkwoordspelling: de tegenwoordige tijd, de verleden tijd en het voltooid deelwoord. Wil je wat meer uitleg over de verschillende tijden? Kijk dan naar

In de tegenwoordige tijd kennen we de ik-vorm, de ik-vorm + -t en het hele werkwoord. Wanneer gebruiken we welke vorm?

De ik-vorm: wanneer 'ik' de hoofdpersoon is én wanneer de hoofdpersoon 'jij' achter het werkwoord staat.

De ik-vorm + -t: wanneer de hoofdpersoon 'jij', 'u', 'hij', 'zij', of 'het' is.

Het hele werkwoord: in alle meervoudsvormen ('wij', 'jullie', 'zij').

In de verleden tijd wordt de stam van het werkwoord gevolgd door -te(n) of -de(n). Als je wilt weten of je voor de -t of de -d gaat, pak je 't Exkofschip erbij (zie hiervoor de algemene uitleg).

Het voltooid deelwoord wordt meestal gevormd door ge- + stam + -d of -t. Ook hier kijk je weer naar 't Exkofschip als je wilt weten of je voor een -d of een -t kiest.