Nu je weet dat het drukknopje werkt kun je het ledje gaan aansluiten. Daarbij zijn twee dingen belangrijk:
Een led kan doorbranden als er teveel spanning op staat. Daarom moet je altijd een weerstand gebruiken. Voor de ledjes die bij de uitvinderskit zitten kun je een ledje gebruiken van 47 Ohm. Dit zijn de weerstanden met de kleuren: geel, paars, zwart, goud. Als je meer wilt weten over deze kleurcodering, zie bijvoorbeeld: https://www.weerstandcalculator.nl/
Een led is een diode. Dat betekent dat de stroom er maar van één kant door kan. Zorg dat je de platte zijde verbindt met de – (min, 0V) en de bolle zijde met de + (plus, 3V). Doe je het andersom, dan zal de led niet branden. Je kunt het ook zien aan de lengte van de twee pootjes van de led, het lange pootje is de +, het korte pootje de min.
Breid het systeem uit met een led zoals in het onderstaande schema. Je ziet, de led is aangesloten op pin P1. Die fungeert als een soort schakelaar waarmee je de led aan en uit kunt zetten.
Nu moet je eerst de led testen. Je kunt de led bijvoorbeeld steeds aan en uit zetten, met het onderstaande programma. Let op: we gebruiken hier ‘pauzeer’ puur voor het testen van de afzonderlijke LED. In de module leer je om een timer te gebruiken in plaats van 'pauzeer', zie cyclus 2.