Physical Computing gaat altijd over systemen die via sensoren en actuatoren met de wereld eromheen interacteren.
Neem bijvoorbeeld een systeem dat automatisch een plant water geeft. Het systeem meet hoe vochtig de aarde is. Als de aarde te droog wordt, zal het systeem met behulp van een pompje water toevoegen.
Die kleine computer is vaak een microcontroller. Zo'n microcontroller bevat een processor, geheugen en aansluitingen om sensoren en actuatoren op te kunnen aansluiten. Een microcontroller is meestal veel kleiner en goedkoper dan een PC of laptop. Ook gebruikt zo'n microcontroller minder energie. Meestal zit er geen beeldscherm en toetsenbord of muis bij. In deze module gebruiken we bijvoorbeeld een Micro:bit, Arduino of Lego Mindstorms als microcontroller.
Met de software kun je bepalen wat het gedrag van het systeem moet zijn. Bijvoorbeeld: hoe vochtig mag de aarde nog zijn voordat de waterpomp wordt aangezet?
Daarnaast is er vaak ook een gebruikersinterface waarmee iemand het systeem kan aansturen en informatie vanuit het systeem krijgt. Deze interface kan bestaan uit een schermpje waarop de status van het systeem is te zien: is het systeem actief? Hoe vochtig is de aarde? Hoeveel water is er tot nu toe aan de plant gegeven? En wellicht kun je met knopjes of een touchscreen het systeem bedienen (aan- en uitzetten bijvoorbeeld).