Inleiding

De PIR (passieve infrarood) bewegingssensor geeft als output een HIGH (of 1) als deze een beweging detecteert; als er geen beweging is geeft de sensor als output LOW (of 0). Je kunt de gevoeligheid en de vertraging van de sensor aanpassen met de instelpotmeters, zoals in de figuur hieronder is te zien. De vertraging is de tijd voordat het signaal LOW wordt, na de laatst gedetecteerde beweging.

De hoofdopdracht voor deze cyclus is het maken van lantaarnpaal waarvan het licht gaat branden als er iemand langsloopt. Het licht van een lantaarnpaal moet aan gaan als een beweging wordt gedetecteerd en weer uit als er geen beweging meer is. Je kunt dat als volgt in een toestandsdiagram weergeven.

 

Het hangt van de instelpotmeter op de PIR-sensor af hoe lang het duurt voordat de lamp weer uitgaat. Je kunt de situatie weergeven in een tabel zoals hieronder. Deze tabel is nog niet volledig ingevuld.

  Wat gebeurt er?   Lamp aan of uit?     Toestand?  
  Niemand in de buurt   Lamp is uit   Toestand 1
  Een fietser komt langs      
  De fietser is net weg    
  Het is een tijdje stil