Schuine zijde berekenen

Figuur 5

Je kunt de schuine zijde ook op twee manieren berekenen. Bij het maken van de oefeningen wordt er van je verwacht dat je beide methodes kunt toepassen. Tijdens de toets mag je echter zelf een methode kiezen om de opgave te kunnen oplossen. Hieronder worden beide manieren toegelicht en toegepast op een gegeven rechthoekige driehoek.

Zowel bij methode 1 als bij methode 2 moet je eerst opzoek gaan naar de rechthoekszijden, schuine zijde en rechte hoek!

 

 

 

Methode 1:

Je kunt de schuine zijde aan de hand van een schema berekenen. Deze schema is als volgt:

Aanpak:

In figuur 5 zie je een rechthoekige driehoek. Zoals hierboven beschreven staat, moet je eerst opzoek naar de speciale zijden en de rechte hoek. Hoek A is de rechte hoek en hieruit kunnen we direct concluderen dat zijden AB en AC de rechthoekszijden zijn en zijde BC de schuine zijde is. Noteren in de bovenstaande schema geeft de onderstaande schema.

Als we dit omschrijven naar een formule krijgen we het volgende:

       7+ 3= AB

        AB= 49 + 9 = 58

        AC = = 12,64911 = 12,6 cm

 

De onbekende rechthoekszijde (AC) is dus 12,6 cm lang.

 

Methode 2:

Een rechthoekszijde kun je ook berekenen door gebruik te maken van de onderstaande formule:

      sz =   (rz staat voor rechthoekszijde en sz voor schuine zijde)

Aanpak:

In figuur 5 zie je een rechthoekige driehoek. Bij de eerste methode hebben we de rechthoekszijden en de schuine zijde bepaald. Dit invullen in de formule geeft:

sz = = = 12,64911 = 12,6 cm