Breuken optellen en aftrekken

 

Nadat jullie de pizza in zes stukken hebben verdeeld, eten jullie allebei één stuk pizza op. Dit betekent dat jullie samen 2/6 deel van de pizza hebben opgegeten: je kind heeft 1/6 deel van de pizza opgegeten en jij hebt ook 1/6 deel van de pizza opgegeten →

1/6 + 1/6 = 2/6.

De breuken die je in deze som bij elkaar optelt zijn gelijknamig: ze hebben dezelfde ‘naam’, dezelfde noemer. Het zijn allebei ‘zesden’.

 

Als je twee breuken van elkaar moet aftrekken, is het belangrijk dat je ze eerst gelijknamig maakt. Een voorbeeld:

 

Een pizzaverkoper heeft vlak voor sluitingstijd nog een half van een pizza liggen. Iemand vraagt om twee punten van een vijfde pizza. Hoeveel blijft er over?

Het sommetje is:    1/2 - 2/5 = ?

 

Je kunt dit pas netjes uitrekenen als de noemers (de getallen onder de streep) gelijk zijn. Je moet in dit geval de eerste breuk omzetten in tienden, want:

 

1/2 = 5/10  en 2/5 = 4/10

De som wordt dan:

 

5/10 - 4/10 = 1/10

 

De pizzaboer kan dus zelf dat laatste puntje van 1/10 opeten en gaat daarna naar huis.

Breuken optellen en aftrekken