Introductie

Welkom op deze Wikiwijs. Let goed op, elke week komt er iets bij.
Hier vind je alle lesmateriaal, extra opdrachten en je leerdoelen

 

DE TOETS BEVIND ZICH OP 16 JANUARI OM 12:30

Het dier als geheel noem je het organisme. Dit organisme is steeds verder op te splitsen in onderdelen, waarmee de volgende reeks ontstaat: organisme, orgaansysteem, orgaan, weefsel, cel en tussencelstof. Deze begrippen worden als volgt gedefinieerd.

Organisme: Een organisme is het levende wezen zelf (bijvoorbeeld een hond).

Orgaansysteem: Dit is het aantal organen, ook wel orgaanstelsel genoemd, dat gezamenlijk één functie heeft (bijvoorbeeld het ademhalingsorgaan).

Orgaan: Een orgaan is een onderdeel van het lichaam dat één bepaalde functie heeft (bijvoorbeeld een long).

Weefsel: Een aantal cellen met dezelfde functie noemen we weefsel (bijvoorbeeld het longweefsel).

Cel: Een cel is het kleinste levende deeltje in het lichaam (bijvoorbeeld een longcel).

Tussencelstof: Dit is het materiaal tussen en rond de lichaamscellen, dat de cellen steunt en voedt.