Spieren (Actieve bewegingsdeel)
Spieren kunnen samentrekken door kracht te zetten. Wanneer er kracht wordt gezet worden ze korter.
Skeletspieren bestaan uit dwarsgestreept spierweefsel
Deze spieren kan een dier bewust samentrekken en ontspannen
Spieren met dezelfde werking heten synergisten
Nek, Rug en borstspieren
Om de wervelkolom zitten dikke spieren. Bij een grote hond kunnen de spieren wel 5cm dik zijn. De spieren die zich op deze plek bevinden zijn belangrijk voor het rennen.
De spieren die aan de borstkas zijn verbonden hebben twee functies:
1. Ademen
2. Ophanging en beweging van de voorpoot
De ademhalingsspieren heten tussenribspieren. Ze lopen van de ene rib naar de andere. Ze helpen bij het uitzetten van de borst en om de borstkas weer nauwer te maken.
Het middenrif, een stevige dunne plaat van spieren en pezen die de borstholte van de buikholte scheidt hoort bij de ademhalingsspieren.
Voorpoot spieren worden verdeeld in twee groepen
1. Strekkers (Extensoren)
2. Buigers (Flexoren)
Deze twee spier typen werken elkaar tegen. Door elkaar tegen te werken kunnen de spieren samentrekken en ontspannen.
Bekken
De spieren van de bekken zijn niet makkelijk te bewegen. Ze dienen meer als een ophang connectie voor de achterpoot en staart.
Buikspieren
De buikspieren bij honden en katten zitten zowel links als rechts. Aan elke kant vind je 4 buikspieren.
Staartspieren
De staartspieren beginnen bij de bekken en eindigen bij de laatste staartwervels. De spieren lopen individueel van wervel naar wervel. Deze spieren van de staart zijn erg dik.
De functie van de staart spieren zijn
1. Communicatie (Gedrag)
2. Evenwicht (Nodig bij rennen of klimmen)