Ruiken en proeven

Leerdoel 3 - verplichte opdracht
 

Ruiken

Je weet dat je ruikt met je neus. Maar het is niet de neus zelf waar we mee ruiken. Het zintuig waarmee we ruiken zit in de neusholte. Dit is de ruimte achter je neus. De neusholte is van binnen bekleed met neusslijmvlies. In het bovenste deel van het neusslijmvlies ligt het reukzintuig. De zintuigcellen van het reukzintuig hebben reukharen (zie afbeelding). Deze reukzintuigcellen worden geprikkeld door geurende gassen. Deze geurende gassen komen van alles af en er bestaan er ontelbaar veel. Je hebt de bijvoorbeeld een geurgas van roos en een geurgas van frituur. Als de reukzintuigcellen worden geprikkeld ontstaat er een impuls. Deze gaat via de hersenen naar de zenuwen.


Kun je met een grotere neus beter ruiken?

Proeven

In het oppervlakte van de tong liggen de smaakzintuigen. Als je je tong uitsteekt voor de spiegel zie je dat je tong geen recht oppervlakte is maar vol met groefjes zit. In de zijkanten van deze groefjes liggen de smaakzintuigcellen. De smaakzintuigcellen in de smaakpapillen van de tong kunnen 6 smaken onderscheiden: zoet, zuur, zout, bitter, umami en vet. Umami ken je misschien niet maar dit is de smaak die we ‘hartig’ noemen. Het reukzintuig in de neus speelt een belangrijke rol bij het proeven van alle ander smaken. Samen met de geurstoffen wordt in de hersenen de smaak van iets bepaald. Als je verkouden bent merk je ook dat je minder proeft. Dit komt omdat je neus dan niet meewerkt.

 

Beantwoord nu de vragen op het werkblad: ruiken en proeven.

Na het afronden van deze opdracht gaan we klassikaal een geurtest en een smaakgebiedentest doen. De materialen en werkkaarten voor deze testen krijg je van de docent!

Werkblad: ruiken en proeven