
Vul de regels m.b.t. het maken van de vergrotende en overtreffende trap aan.
Übung 1
Maak de volgende oefening over de vergrotende en de overtreffende trap.
Kijk naar het tweede deel van de presentatie (vanaf 1:56).
Vertaal de woorden die je nodig hebt als je dingen of personen met elkaar wilt vergelijken.
Übung 4
Vertaal de zinnen, schrijf ze in je schrift en controleer ze daarna.
Leer de grammatica uit je hoofd.
Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.