We bevinden ons op dit moment in een droog gebied waar weinig water te vinden is, je zou het kunnen vergelijken met een savanne in Afrika. De begroeiing bestaat voornamelijk uit gras, struiken en hier en daar een boom.
Het voedsel dat er te vinden is zijn bladeren, gras, mieren en termieten.
Bedenk en teken twee fantasiedieren die bijna identiek zijn, maar twee andere eigenschappen (uiterlijke kenmerken) hebben. Deze fantasiedieren moeten kunnen leven in het zojuist omschreven gebied.
Uiteindelijk zal er iets veranderen aan de omgeving waarin jouw fantasiedieren leven. Hoe de nieuwe leefomgeving van de dieren eruit komt te zien weet je pas wanneer je klaar bent met je twee tekeningen. Wanneer je klaar bent met je tekeningen zul je van je docent te horen krijgen wat de nieuwe leefomgeving van jouw fantasiedieren wordt.
Welk van jouw twee bedachte fantasiedieren zal door zijn unieke eigenschappen de meeste kans hebben om te overleven in deze nieuwe leefomgeving?
Op een nieuw papier ga je aan de slag met het tekenen van het achter-achter-achterkleinkind van het dier dat je gekozen hebt als 'overlevende', dit achter-achter-achterkleindkind bevat dezelfde eigenschappen als zijn voorouder, maar deze eigenschappen zullen inmiddels sterker ontwikkeld zijn. Laat deze ontwikkeling zien in je tekening.