In de dertig jaar tussen de Frans-Duitse oorlog en de Eerste Wereldoorlog wordt de Duitse politiek bepaalt door twee mannen. Tot 1890 heeft Bismarck als Rijkskanselier de touwtjes in handen doordat keizer Wilhelm I, zich op de achtergrond laat en Bismarck zijn politiek laat voeren. Dit veranderd na het overleiden van de keizer. Vanaf dat de zoon van keizer Wilhelm I, Wilhelm II, het van hem overneemt verandert de manier van politiek bedrijven drastisch. In dit kopje gaan we dieper in op de twee wijze van politiek bedrijven, de Alliantiepolitiek van Otto von Bismarck en de Weltpolitik van Keizer Wilhelm II.
Na het lezen van de onderdelen Alliantiepolitiek en Weltpolitik kan je:
de twee verschillen in politiek herkennen en omschrijven.
de volgende begrippen uitleggen:
Rijkskanselier: de Duitse regeringsleider, soort minister president.
Alliantiepolitiek: voorzichtige politiek gericht op bondgenootschappen.
Bondgenootschappen: een verdrag tussen verschillende landen, waarbij zij elkaar bijv. niet aanvalllen.
Grootmachten: de dominante landen, economische en militair.
Weltpolitik: agressieve politiek gericht op expansie.
Expansionisme: drang naar het uitbreiden van het grondgebied om eigen belangen te blijven behartigen.
Imperialisme: het veroveren van andere gebieden en zo eigen macht uit te breiden, dit kan verschillende redenen hebben.