In wetten staat wat wij wel en niet mogen. Wetten en regels verschillen per land. Maar ook per organisatie. Wat mogen jullie allemaal in Nederland? En wat mag jij op de CSV?
In Nederland moeten wij als burgers de belangrijkste rechten en plichten kennen.
Zo hebben wij vanaf 18 jaar het recht om te stemmen bij verkiezingen. In andere landen is dat soms verplicht. Ook hebben kinderen hier recht op onderwijs en sport en ben je verplicht om te stoppen bij rood licht.
Er zijn een paar grondrechten (basisrechten) in Nederland. Die rechten gelden voor alle burgers. Grondrechten zijn rechten die de bevolking moeten beschermen voor de regering. Zo mag je altijd demonstreren, stemmen en je mening geven. Ook ben je vrij om te geloven en in de keuze van je geloof. De regering mag ook niet discrimineren. Dat is in veel landen zo. Maar niet in alle landen van de wereld.
Deze grondrechten zijn opgeschreven in het eerste hoofdstuk van onze grondwet. Daar staan verder regels in die ervoor zorgen dat het land en onze regering goed functioneren. Zonder deze duidelijke regels is er geen democratie. De eerste grondwet werd al in 1789 gemaakt. Maar onze regering had toen nog veel macht. De macht van koning Willem II werd enorm beperkt bij een nieuwe versie van de grondwet in 1848. Dit jaar wordt gezien als het begin van onze democratie.
-Nu kan je vertellen wat grondrechten zijn.
-En je kan uitleggen waarom we in Nederland een grondwet hebben.
Als je je als burger niet houdt aan de rechten en plichten, kan dat gevolgen hebben. Je begaat dan een overtreding.
Bij een overtreding krijg je meestal alleen een waarschuwing of een boete. Maak je kan ook naar de rechtbank moeten.
Deze rollen zijn er bij een rechtszaak:
Rechter: moet oordelen of iemand de wet heeft overtreden en velt een vonnis.
Griffier: assisteert rechter en noteert gesprekken.
Officier: (van justitie) vertegenwoordiger Openbaar Ministerie; stelt eis; klaagt aan.
Advocaat: verdedigt aangeklaagde.
Onze grondwet bestaat grotendeels dankzij de Franse Revolutie. Wat was dat eigenlijk?
Lodewijk XVI werd koning van Frankrijk in 1774. Hij had de absolute macht. De maatschappij was toen verdeeld in drie standen. De meeste Fransen behoorden tot de derde stand.
Dat waren vooral boeren. Ze moesten hard werken en waren vaak arm. Maar ze moesten wèl belasting betalen aan de koning. Met dat geld kon Lodewijk XVI zijn hofhouding, zijn dure paleizen en zijn oorlogen bekostigen.
Ook moesten de boeren een deel van hun oogst aan de landheer, de edelman in de buurt, geven. Hij was de eigenaar van de grond. En ze moesten onbetaald allerlei klusjes voor hem doen. Daarover waren de boeren ontevreden.
Tot de derde stand behoorden ook de Fransen die in de steden woonden. Belangrijke burgers, zoals schrijvers, advocaten, journalisten en artsen. Ook zij moesten belasting betalen. Maar ze hadden niets in te brengen in het bestuur van Frankrijk.
En daarover werden deze burgers steeds meer ontevreden.
Tot de tweede stand behoorden de edelen. Zij werkten vaak voor de koning en hadden de hoge banen in het bestuur van het land. Zij hadden meestal veel land en geld De edelen hoefden géén belasting te betalen.Dat was al eeuwen zo. Dat was hun recht. Zij waren wèl tevreden.
Tot de eerste stand behoorden de mensen van de kerk. Bisschoppen, priesters, monniken.
Ook de kerk had veel land en geld. Maar de geestelijken hoefden ook geen belasting te betalen.
En zij wilden dat natuurlijk ook graag zo houden. Zij waren tevreden.
De schatkist van Frankrijk werd dus gevuld met het belastinggeld van de derde stand: de boeren en burgers.
Die gingen hierover steeds meer klagen.
Ze wilden veranderingen!
Ze kwamen in opstand en in 1789 greep de derde stand de macht. Zij wilden vrijheid, gelijkheid en broederschap voor iedereen. De Franse koning tekent dat jaar de Verklaring van de rechten van de mens en burger en officieel komt de standenmaatschappij in Frankrijk ten einde.
Meer info: Verklaring van de rechten van de mens en burger
Ook burgers in Nederland wilden meer gelijkheid en kwamen in opstand tegen de adel. In Frankrijk was de revolutie geslaagd. En de Fransen wilden de Nederlandse opstandelingen wel helpen. Deze groep Nederlanders worden de patriotten genoemd en wilden een echte republiek waar het volk het voor het zeggen had. De tegenstanders van de revolutie waren de orangisten.
Zij wilden dat de adel de macht hield. Uiteindelijk vluchtte de Nederlandse stadhouder Willem V van Oranje naar Engeland.
De Bataafse Republiek werd in 1795 gesticht met hulp van de Fransen.