De personages staan centraal in een verhaal en zetten door hun acties de gebeurtenissen in gang. Zij vormen de kern van een verhaal en zorgen ervoor dat jij je kunt inleven in het verhaal. Hoe dichter het verhaal bij jouw eigen belevingswereld ligt, hoe makkelijker je je kunt verplaatsen in een personage.
Innerlijk en uiterlijk
Een personage heeft net als echte mensen bepaalde karaktereigenschappen. Een personage is bijvoorbeeld heldhaftig, of juist een lafaard, een dromer, gewelddadig, onzeker, (on)betrouwbaar, autoritair, enz. Met de karaktereigenschappen wordt dus het innerlijk beschreven van het personage. Het uiterlijk van een personage beschrijft hoe hij of zij eruitziet: bijvoorbeeld kleding, haar en lengte.
Hoofdpersoon en bijpersoon
Personages hebben verschillende rollen in een verhaal. De hoofdpersoon is betrokken bij de belangrijkste gebeurtenissen in het verhaal. Door die gebeurtenissen kan de hoofdpersoon een ontwikkeling doormaken, tot een inzicht komen.
De hoofdpersoon heeft een bepaald doel. Andere personages in het verhaal, de bijpersonen, kunnen hem daarbij helpen of juist tegenwerken.
De hoofdpersoon van een roman of verhaal wordt vaak de held(in) genoemd: iemand die zelf de loop van de gebeurtenissen (mede) bepaalt, ook al is het geen held in de eigenlijke, bloeddorstige zin van het woord. De hoofdpersoon kan ook een antiheld(in) zijn, dan wordt de hoofdpersoon bepaald door zijn omgeving.
Er zijn drie mogelijkheden wat betreft het karakter van de personages:
Een type is een personage waarvan ofwel slechts één karaktertrek is gegeven ofwel de karaktertrekken tot karikatuur zijn gemaakt. In sprookjes komen bijvoorbeeld voortdurend typen voor (de boze stiefmoeder, de heks, de mooie prinses). Hoe eenvoudiger de lectuur is, hoe meer er van typen gebruik wordt gemaakt.
Een vlak karakter is een personage waarvan we weinig weten, meestal omdat het een bijfiguur is. De schrijver geeft hoogstens wat globale karaktertrekken, omdat meer voor het verhaal niet nodig is.
Een rond karakter daarentegen is een personage dat we door en door lijken te kennen als het boek uit is. Zijn goede en slechte kanten komen aan de orde, zijn gewoonten en liefhebberijen, zijn opvattingen en gevoelens. Om een rond karakter te scheppen is een uitgebreide handeling nodig, vandaar dat in korte verhalen de personages meestal tamelijk vlak zijn.
NB: In sommige analyses wordt alleen een onderscheid gemaakt tussen karakters en typen. Onder een karakter wordt dan verstaan een verhaalfiguur waarvan het innerlijk (gedachten en gevoelens) wordt beschreven en die bovendien in de loop van het verhaal een zekere ontwikkeling doormaakt. Terwijl de lezer typen slechts oppervlakkig aan de buitenkant leert kennen. Zo’n personage maakt geen ontwikkeling door. Vaak worden een aantal kenmerken sterk overdreven.
Karakters zijn veelzijdiger en minder voorspelbaar dan typen en laten zich daardoor niet in een paar woorden kenschetsen. Het zijn een klein beetje ‘echte’ mensen.