De oude Grieken

Vroeger, zo'n 2000 tot 3000 jaar geleden, in de tijd van de Grieken, hadden de mensen voor ieder levensgebied een aparte god of godin. Zo was Demeter verantwoordelijk voor een goede oogst, Afrodite was de godin van liefde en schoonheid, Artemis zorgde dat de jacht goed verliep, Pan was de god van de herders, Ares de oorlogsgod, Athene de godin van de wijsheid en ging je een zeereis maken dan moest je offeren aan de zeegod Poseidon voor een behouden vaart.

De verschillende goden woonden allemaal samen in de nevelen van de top van de Olympus, de hoogste berg van Griekenland. Ze leefden daar als gewone mensen: ze eten, drinken, kletsen, jagen, feesten, worden verliefd, trouwen, maken ruzie en leggen het weer bij. Soms maakten ze uitstapjes naar de aarde om stervelingen een handje te helpen, bijvoorbeeld bij de oorlog om Troje. De meeste goden en godinnen waren familie van elkaar, of anders waren ze wel vrienden of vijanden. De dondergod Zeus was de baas, de Oppergod, hij besliste wie er gelijk kreeg bij meningsverschillen en hoe goden of mensen die de regels hadden overtreed werden bestraft.
Zijn broer Hades heerstte in de onderwereld, het gebied onder de aarde, waar volgens de Grieken de doden woonden.