Stap 3: Samen sterk

Globalisering en arbeidsmigratie versterken elkaar

Globalisering is het voortdurende proces van wereldwijde integratie op economisch, politiek en cultureel gebied. In toenemende mate raken we wereldwijd met elkaar verweven. In deze stap laten we zien hoe door globalisering de arbeidsmigratie toeneemt en hoe arbeidsmigratie het proces van globalisering versterkt.
N.B. Inmiddels is duidelijk dat globalisering ook tegenkrachten oproept. Trump oogstte succes met zijn oproep een muur langs de Mexicaanse grens te bouwen, handelsverdragen worden opgezegd, Groot-Brittannië stapt uit de EU en in diverse EU-lidstaten komen nationalistische bewegingen op gang.

Globalisering op economisch gebied

Globalisering op economische gebied wordt versterkt door wetgeving waarin steeds meer belemmeringen voor het internationale personen- en goederenverkeer worden weggehaald. Een voorbeeld hiervan is de afschaffing van grenscontroles langs de binnengrenzen van de landen die de Verdragen van Schengen hebben getekend.
Door het weghalen van die belemmeringen wordt het voor mensen makkelijker om naar een ander land te verhuizen om er te wonen, te werken of te studeren. Ook multinationale ondernemingen versterken deze vorm van globalisering (zie Stap 2).
Dat arbeidsmigratie op zijn beurt economische globalisering versterkt, lees je in de inleiding bovenaan de webpagina www.ilo.org en in onderstaande ingekorte versie van een artikel over arbeidsmigranten.

Migranten kunnen door corona minder geld sturen naar hun thuisland

Na de buitenlandse investeringen, droogt voor ontwikkelingslanden een tweede grote geldstroom op vanwege COVID-19: de zogeheten remittances, het geld dat migranten naar hun thuisland sturen.

Afgelopen week waarschuwde de Wereldbank dat ontwikkelingslanden een belangrijke bron van inkomsten mislopen door de coronapandemie. Door de lockdowns verdienen werknemers uit de derde wereld, die werken in het buitenland, een stuk minder. Ze kunnen dus ook minder geld naar hun familie in het thuisland sturen. De zogeheten remittances zijn, na buitenlandse directe investeringen, de voornaamste bron van buitenlands geld voor ontwikkelingslanden.

Volgens prognoses van de Wereldbank zullen die transfers naar lage-inkomenslanden tegen eind 2021 met 14 procent gedaald zijn. Zowel tewerkstelling als migratie hebben namelijk te lijden onder de pandemie.

Vorig jaar werd er door werkkrachten in het buitenland nog in totaal 468 miljard euro overgemaakt aan minder welvarende landen. Tegen het einde van 2020 zal dat 'slechts' 429 miljard dollar bedragen, een aderlating van 40 miljard dollar.

Migranten zijn extra kwetsbaar voor loonverlies in deze tijden, aangezien ze vaak werken in de sectoren die het hardst getroffen worden door COVID-19: horeca, toerisme en fabriekswerk.

'Het mes van COVID-19 snijdt diep, als je het bekijkt door een migratielens', aldus David Malpass, voorzitter van de Wereldbank. 'Het treft niet enkel de arbeidsmigranten, maar ook hun families die afhankelijk zijn van het geld dat zij afdragen. Die transfers helpen gezinnen om voedsel, gezondheidszorg en basisbehoeften te betalen.' Malpass benadrukt dat het van levensbelang is om de remittancekanalen open te houden.

Volgens de Wereldbank sturen gemigreerde werknemers nu veel geld van hun spaarrekening naar huis, maar dat is uiteraard een eindige bron. Zowat alle regio's zien de transfers van hun uitgestuurde inwoners slinken, maar de terugval is het grootst in Europa, Centraal-Azië en Sub-Sahara-Afrika, volgens het rapport.

In zeer arme landen zoals Tonga en Haïti, bedragen die overmakingen tot een derde van het bruto binnenlands product.
Bron: Business AM, 8 november 2020

Maar arbeidsmigratie levert ook problemen op. Arbeidsmigranten verdringen mogelijk lokale arbeidskrachten.
In Angola bijvoorbeeld werken duizenden Chinezen aan de aanleg van wegen en andere infrastructuur.
Die zijn door Chinese multinationale ondernemingen meegenomen. Werkloze Angolese arbeidskrachten vatten dat op als broodroof.
Een ander probleem wordt beschreven in onderstaande tekst.

Oost-Europa braindrain splijt Europa

Na hun toetreding tot de EU zagen Oost-Europese landen veel van hun wetenschappers vertrekken. De meesten naar Groot-Brittannië, dat nu juist uit de EU treedt.

De twaalf landen die in het eerste decennium van deze eeuw lid werden van de Europese Unie, kregen daarmee toegang tot de Europese fondsen voor wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling. Ze hebben daarvan echter nauwelijks kunnen profiteren.
De onderzoekssamenwerking met andere Europese landen werd door hun toetreding tot de EU niet groter, maar kleiner. Belangrijkste reden: het toetreden tot de EU opende meteen ook de grenzen voor onderzoekers, die massaal naar het Westen gingen. De mensen die in de nieuwe lidstaten de Europese onderzoeksubsidies hadden moeten binnenhalen, waren vertrokken.
Dat blijkt uit twee studies van Italiaanse en Amerikaanse onderzoekers die deze week werden gepubliceerd, een in het Amerikaanse Science Advances, de andere in het Britse Journal of the Royal Society Interface. De onderzoekers destilleerden patronen van wetenschappelijke samenwerking uit miljoenen publicaties van Europese onderzoekers in de periode 1996-2012, en ze volgden de migratiepatronen van wetenschappers sinds de oostwaartse uitbreiding van de Europese Unie.

In 2004 werd een grote groep Oost-Europese en mediterrane landen lid van de EU: Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Estland, Letland, Litouwen, Malta en Cyprus. Drie jaar later volgden Bulgarije en Roemenië.
Daarmee was Europa hertekend, na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en het verdwijnen van het IJzeren Gordijn. De nieuwe lidstaten in Midden- en Oost-Europa namen de Europese wetgeving over, werden deel van de interne markt met zijn vrij verkeer van goederen, diensten en personen, en ze werden deelnemer in het Europese Kaderprogramma voor onderzoek.

Al die nieuwe lidstaten zagen na toetreding wetenschappers en technologen emigreren om in het Westen hun kansen te grijpen. Ze kregen te maken met wat braindrain wordt genoemd, een weglekken van knappe koppen.
Bizar effect van deze ontwikkeling was dat de Midden- en Oost-Europese landen nettobetaler werden van de Europese onderzoeksfondsen. En ze zijn dat nog steeds. In Horizon 2020, het belangrijkste programma van de Europese Unie, wordt jaarlijks meer dan 10 miljard euro aan onderzoeksubsidies toegekend.

De dertien 'armste' landen van de Europese Unie - en dat zijn niet alleen nieuwe lidstaten maar wel grotendeels - krijgen daarvan 4 procent. Dat komt overeen met hun aandeel in het aantal wetenschappelijke publicaties dat in Europa wordt geproduceerd, dus in die zin klopt het, maar het is minder dan die landen bijdragen aan de begroting van Horizon 2020.
Bizar effect is dus ook dat de Oost-Europese landen sinds hun toetreding tot de Europese Unie zijn gaan meebetalen aan de westerse R&D. (R&D is een gangbare Engelse term voor Onderzoek & Ontwikkeling).

De toetreding van Midden- en Oost-Europese landen mag dan - onbedoeld - de verschillen in wetenschappelijk Europa hebben vergroot, een rigoureus vertrek van Groot-Brittannië zal die verschillen doen slinken.

Bron: Trouw, april 2017

 

Globalisering op cultureel gebied

Culturele globalisering, uitwisseling van cultuuruitingen en culturele activiteiten ver over de landsgrenzen, wordt versterkt door massamedia en krijgt grote impulsen door het gebruik van nieuwe media en technologieën. Moderne communicatiemiddelen maken informatie vrijwel direct beschikbaar.
Maar arbeidsmigratie heeft ook een enorme impact op culturele globalisering. In landen met arbeidsmigranten raakt de oorspronkelijke cultuur vermengd met elementen uit andere culturen. Denk aan eetgewoonten, kleding, omgangsvormen, leenwoorden, etc. En dat proces werkt naar beide kanten. Dat kan betekenen dat culturen naast elkaar bestaan of dat de samenleving een smeltkroes of ‘melting pot’ wordt als culturen van minderheden zich vermengen met de hoofdcultuur.

Kijk naar het volgende videofragment: van 7:44 min. “Bonjour“ tot einde.

Ook ontstaat door arbeidsmigratie een vorm van internationale culturele verwevenheid die transnationale identiteit heet. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als migranten uit Burkina Faso, die in Italië wonen, een sterke band houden met hun familie en vrienden in Burkina Faso, en meer in het algemeen met het dagelijks leven in Italië.