Bij de uitvoering van het onderzoek maak je gebruik van het onderzoeksplan. In het onderzoeksplan staat stap voor stap beschreven hoe je het onderzoek gaat uitvoeren. Deze stappen ga je nu uitvoeren.
Tijdens het onderzoek ga je een variabele meten. Als je meet kun je meetfouten maken. Meetfouten zijn geen echte fouten zoals bijvoorbeeld spellingsfouten, maar meer een onnauwkeurigheid in je meting. Je kunt verschillende soorten meetonnauwkeurigheden hebben.
Een onnauwkeurigheid kan zijn dat je een meetinstrument niet goed afleest. Je staat er niet goed recht voor, de cijfertjes zijn te klein, etc. Een andere onnauwkeurigheid kan in het meetinstrument zelf zitten. Een liniaal die alleen centimeters aangeeft en geen millimeters is onnauwkeuriger dan een schuifmaat waarop ook tienden van een millimeter afgelezen kunnen worden. Tot slot kunnen er ook meetfouten gemaakt worden omdat je opstelling niet helemaal goed is.
Meetfouten moet je zo klein mogelijk houden. Dit kan bijvoorbeeld door vaker te meten. Als je een meting een paar keer herhaalt, kun je het gemiddelde van je metingen gebruiken met de spreiding. Nauwkeurig werken zorgt ook voor een kleinere meetfout.
Al deze zaken, zoals het vaker meten, de nauwkeurigheid van je instrumenten en de manier van aflezen, schrijf je op in je labjournaal.
Tijdens de uitvoering van het onderzoek houd je rekening met een aantal zaken.
Allereerst werk je veilig. Dit betekent dat je tijdens het onderzoek er altijd voor zorgt dat jij en de omgeving veilig kunnen werken. Onder veilig werken valt ook dat je de instrumenten en materialen alleen gebruikt waarvoor ze bedoeld zijn.
Daarnaast houdt je tijdens het onderzoek alles in je labjournaal bij. Je beschrijft in het labjournaal bij elke stap in het onderzoek hoe je dit uitvoert en hoe dit gegaan is. Zo kun je later nog een keer terug kijken naar de uitvoering van het onderzoek.
Tot slot zorg je ervoor dat je alle gegevens die je verzamelt op een overzichtelijke manier opslaat, zodat je hier later mee aan de slag kunt.