Er is wettelijk al veel geregeld als het gaat om veiligheid in het hoger onderwijs. Historisch gezien ging veiligheid in eerste instantie vooral over maatregelen met betrekking tot arbeidsomstandigheden en veiligheid van gebouwen. Inmiddels is de wetgeving uitgebreid op allerlei gebieden, van academische vrijheid tot privacy wetgeving en zijn er normenkaders opgesteld voor de verschillende gebieden. Al deze thema’s worden meegenomen in de benadering vanuit integrale veiligheid. Vanwege het specifieke karakter van wet- en regelgeving wordt hier niet uitvoerig ingegaan op dit thema. We noemen een paar aandachtspunten.
De wetgeving volgt de ontwikkelingen in de maatschappij. Het digitale tijdperk heeft tot gevolg dat er aandacht is, ook op het gebied van wetgeving, voor cybersecurity en privacy. De AVG (Algemene Verordening Gegevensbescherming) is op het moment dat deze e-learning is ontworpen een belangrijk onderwerp, omdat de wetgeving in het voorjaar van 2018 is aangescherpt. Dat heeft consequenties voor het hoger onderwijs. Hoe de wetgeving wordt uitgevoerd is aan elke hoger onderwijs instelling zelf. Instellingen werken daarin ook samen om te leren van fouten of van best practices. Het platform IV-HO is hierbij een van de verbindende schakels. Er zijn ook organisaties die daarbij ondersteunen, zoals SURF. Wil je hier meer over weten, kijk dan op deze website.
Sociale veiligheid is een veiligheidsthema zonder een wettelijk normenkader. Wel zijn er wettelijke richtlijnen ten aanzien van bijvoorbeeld jaarrapportages van decanen, psychologen en vertrouwenspersonen. Daarnaast zijn er richtlijnen voor protocollen die een handreiking zijn in het geval van bepaalde situaties, zoals bedreiging of ander grensoverschrijdend gedrag zoals integriteitsschending. Zie hiervoor ook de rapportage (Sociale) Veiligheid en Integriteit hoger onderwijs.
Academische vrijheid is onderdeel van het fundament van het hoger onderwijs. Het wordt als zodanig genoemd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. In het huidige tijdsgewricht lijken er vaker dilemma’s te ontstaan met betrekking tot die academische vrijheid als het gaat om onderzoek of onderwijs. Om die academische vrijheid, maar ook andere ethische aspecten en richtlijnen van wetenschappelijk onderzoek te beschermen, zijn ethische onderzoekscommissies opgericht.
Ook die commissies linken aan aspecten van veiligheid die niet op zichzelf staan en waar in de cases ook naar gerefereerd wordt. In hoeverre heb je de vrijheid om een onderzoeksvraag te formuleren of de methode te kiezen, of in hoeverre mag de opdrachtgever of een instelling zich daarmee of met de resultaten bemoeien?
Het is belangrijk dat deze wetten en richtlijnen er zijn en dat er beleid op is. Even belangrijk is echter dat het niet alleen gaat om het op de plank hebben liggen van de juiste stukken en implementatie daarvan zodat de wetgeving wordt toegepast, maar dat dit daadwerkelijk gaat leven in een organisatie.