Antwoorden Verwerking

Stap 1
Opdracht 1
 Vorm van leren

    1. Operante conditionering, want ze worden beloond als het lukt.
    1. Inprenting, want ze leren het in een gevoelige periode aan het begin van hun leven.

Opdracht 2 Erfelijk bepaald?

  1. Van een groep jonge vinken die nog nooit een andere vink hadden gehoord werden sommige jongen opgevoed zonder andere vinken.
    Andere jongen kwamen wel in aanraking met het geluid van andere vinken.
    Het volgende voorjaar werd de zang van beide groepen jonge vinken geanalyseerd.
    1. De basis van de zang wordt bepaald door erfelijke factoren, maar de uitwerking (dialecten) daarvan wordt bepaald door ervaringen met de omgeving.

Opdracht 3 Onderzoek slimheid

  1. Trial-and-error, want eerst doet hij zomaar wat. Hij probeert het net zo lang totdat het eindelijk lukt.
  2. Alle factoren in dit onderzoek zijn gelijk behalve de erfelijke aanleg. Ze komen uit verschillende populaties.
    Door de mezen onder dezelfde omstandigheden op te voeden kun je alle gevonden verschillen toeschrijven aan erfelijke verschillen.
    1. Onder ongunstige omstandigheden vinden intelligentere mezen meer te eten, en hebben dus meer kans op nakomelingen dan minder intelligente mezen.

Stap 2
Opdracht 1
 Meten leergedrag

  1. Trial-and-error, want hij leert van zijn fouten en loopt de doolhof dus steeds sneller en met minder fouten.
  2. Ratten zijn er van nature al gewend om in lange, kronkelende ondergrondse gangen hun weg te vinden.
  3. Door te tellen hoeveel pogingen de rat nodig heeft om de doolhof foutloos uit te lopen.

Opdracht 2 Na-apen

  1. Operant conditioneren, want doordat de aap iedere keer beloond werd als hij toevallig iets goed deed leerde hij uiteindelijk alle benodigde handelingen uitvoeren.
  2. Imitatie, want de andere apen leren het door het af te kijken van de eerste aap.
  3. De onderzoeker verwachtte wel dat de eerste groep het gemakkelijk zou na-apen omdat ze tot dezelfde groep behoorden. Binnen een groep delen de leden makkelijker met elkaar. Maar het was de grote vraag of ook chimpansees van een andere, vijandige, groep het ook zouden afkijken.

Stap 5 
Opdracht 1
 Groepen

    1. De vrouwtjes zijn onvruchtbaar doordat er geen eisprong is.
  1. Alle vrouwtjes zijn verwant, dus de genen die de koningin doorgeeft zijn voor een belangrijk deel dezelfde als die van de andere vrouwtjes.
    1. Een kudde wisenten wordt bij elkaar gehouden door het volgen van de leider.
    1. Een pinguïnkolonie is een voorbeeld van een anonieme groep.

 

Opdracht 2 Hondengedrag

  1.   Aanval Vlucht
    lippen opgetrokken slap
    ogen wijd open bijna dicht
    oren naar voren gericht plat naar achteren
    haren recht overeind plat
  2. Ambivalent conflictgedrag, want je ziet van beide soorten gedrag tegelijk iets terug.