De inleiding

De inleiding

Een goede inleiding trekt de aandacht van de lezer en geeft aan waarover de tekst gaat.

Een goed geschreven tekst bevat een inleiding van één of enkele alinea’s. Na het lezen van de inleiding weet de lezer wat er komen gaat. Zo kan hij bepalen of de tekst voor hem interessant is om te lezen.

Een inleiding heeft twee functies:
- de aandacht van de lezer trekken, hem motiveren de hele tekst te lezen
- het onderwerp van de tekst introduceren.

De aandacht van de lezer trekken
Je moet er voor zorgen dat de inleiding pakkend is. Je wilt immers bereiken dat de lezer verder leest. In de eerst alinea maak je de lezer nieuwsgierig naar de rest van de tekst met behulp van:
- de actualiteit
- de geschiedenis
- een voorbeeld/anekdote

De aandacht trekken met behulp van de actualiteit
Als je kiest voor een inleiding waarin je de aandacht trekt met behulp van de actualiteit, begin je met iets wat nu (in de media, onder de mensen) in de belangstelling staat.

De aandacht trekken met behulp van de geschiedenis
Bij een begin vanuit de geschiedenis vertel je in het kort hoe er in het verleden over het onderwerp is gedacht of hoe ermee is omgegaan. Op deze manier maak je de lezer nieuwsgierig naar hoe het tegenwoordig zit en dat is dan meteen het onderwerp van de tekst. Een geschiedenisinleiding is goed te gebruiken bij een actueel onderwerp.

De aandacht trekken met behulp van een voorbeeld/anekdote
Een voorbeeld is een kort verhaaltje. Dit verhaaltje is een specifiek geval van het onderwerp van de tekst. Een bijzonder soort voorbeeld is de anekdote. Een anekdote is een kort, grappig (waargebeurd) verhaaltje.


De introductie van het onderwerp

In het tweede deel van de inleiding maak je duidelijk wat het onderwerp van de tekst is. Dat kun je doen door:
- één of meerdere vragen te stellen;
- de opbouw van de tekst aan te kondigen;
- een mening (standpunt) te verkondigen;
- een probleem te formuleren.

In het middenstuk, de kern, worden dan die vragen beantwoord, de verklaringen en/of oplossingen voor het probleem gegeven, of worden de argumenten bij het standpunt gegeven.


Opdracht 3

Lees tekst 1 tot en met 4. Deze vind je hier.

A  Geef voor elke tekst aan op welke manier de schrijver de aandacht van de lezer trekt. Kies uit:
- de actualiteit
-
de geschiedenis
- een voorbeeld/anekdote
- aangeven van het belang voor de lezer

Licht je antwoord telkens kort toe. Doe dat concreet. (dus niet: ik kies een voorbeeld, want de schrijver gebruikt een voorbeeld. Betrek de inhoud van de tekst in je antwoord).

 

B  Geef voor elke tekst aan op welke manier de schrijver het onderwerp van de tekst introduceert. Kies uit:
- door een of meerdere vragen te stellen
- door de opbouw van de tekst aan te kondigen
- door een standpunt te verkondigen
- door een probleem te formuleren

Geef hierbij steeds kort aan in welke zin en/of zinsdelen je deze introductie herkent.

 

Opdracht 4
Kies een van de twee onderwerpen waarvoor je bij opdracht 1 twee hoofdgedachten hebt geformuleerd.

Schrijf bij de informerende hoofdgedachte een inleiding van twee alinea’s (samen minstens 100 woorden). Trek in de eerste alinea de aandacht van de lezer en introduceer in de tweede alinea het onderwerp. Kies voor beide alinea’s een van de hierboven besproken manieren.

Schrijf bij de overtuigende hoofdgedachte ook een inleiding van twee alinea’s (samen minstens 100 woorden). Trek nu op een andere manier de aandacht van de lezer en introduceer het onderwerp ook op een andere manier.

 

Wissel je inleidingen uit met die van een klasgenoot. Laat je klasgenoot van beide inleidingen vaststellen op welke manier jij de aandacht van de lezer hebt getrokken en op welke manier jij het onderwerp hebt geïntroduceerd. Welke inleiding vindt hij het aantrekkelijkst?

 

 

2 - De inleiding