Teksten lezen in havo 4

Elke week lees je minimaal 1 tekst voor het vak Nederlands. Dat doe je thuis, of in studie-uren. Je bewaart alle teksten bij elkaar in een snelhechter en levert deze op de afgesproken momenten in bij je docente ter controle.

Je print de tekst en je maakt de volgende opdrachten:

1. Tijdens het lezen van de tekst omcirkel je de voor jou moeilijke woorden. Deze noteer je vervolgens in je moeilijke-woordenlijst. Schrijf de betekenis van deze woorden daarbij. De moeilijke-woordenlijst bewaar je achter in de snelhechter en vul je telkens aan.

2. Je markeert alle signaalwoorden. Noteer bij het signaalwoord welk tekstverband het aangeeft.

3. Je noteert telkens in de kantlijn het juiste functiewoord bij de alinea. Of je noteert in steekwoorden waar je alinea over gaat.

4. Probeer te tekst te verdelen in inleiding / kern slot. Maak de indeling zichtbaar door bijvoorbeeld strepen aan te brengen in de tekst.

5. Noteer om wat voor soort tekst het gaat: een uiteenzetting, een beschouwing of een betoog. Leg uit waarom je voor deze tekstsoort kiest.

6. Noteer de hoofdgedachte van de tekst onder de tekst.