Module 3

KOOLHYDRATEN

Suikers, zetmeel en vezels zijn vormen van koolhydraten in onze voeding. Suikers en zetmeel zijn koolhydraten die een belangrijke bron van energie zijn voor het lichaam. De Gezondheidsraad adviseert dat wie gezond wil eten, 40 tot 70% van zijn energie uit koolhydraten haalt.

Koolhydraten kunnen het beste gegeten worden in de vorm van voedingsmiddelen waarvan is aangetoond dat ze gezondheidswinst leveren of andere goede voedingsstoffen bevatten. Goede bronnen zijn vooral volkoren graanproducten zoals volkorenbrood en volkoren pasta, aardappels, peulvruchten, groente en fruit. Koolhydraatrijke producten die arm zijn aan voedingsstoffen, zoals frisdrank, koek en snoep, kunnen beter in beperkte mate worden genomen.

Er is overtuigend bewijs van zowel positieve als negatieve invloed van bepaalde koolhydraat-rijke producten op de gezondheid, met name met betrekking tot LDL-cholesterol en lichaamsgewicht.

Koolhydraten geven het lichaam energie, net als eiwitten en vetten. Vooral voor de hersenen en rode bloedcellen zijn koolhydraten erg belangrijk. De hersenen kunnen zelfs niet zonder glucose, een soort koolhydraat.

Koolhydraten doen meer dan energie geven. Zo geven de koolhydraten sacharose (tafel)suiker en fructose (vruchtensuiker) een zoete smaak aan de voeding. Sommige koolhydraatrijke producten bevatten voedingsvezels. Deze zijn nodig voor een goede darmwerking.

 

 

Het vruchtvlees van een banaan bestaat voor 20% uit koolhydraten.afvallen, dieet

Koolhydraten hebben de algemene formule CnH2mOm en kunnen worden onderverdeeld in:  

- monosachariden
- disachariden
- polysachariden

 

Disachariden

De disachariden ontstaan wanneer twee monosachariden met elkaar reageren tot één molecuul.

Voorbeelden van disachariden:

maltose                                           sacharose                            lactose
(moutsuiker)                                     (bietsuiker)                         (melksuiker)

 

Koolhydraten practicum.

Bijna alle voeding bevat koolhydraten. Zo ook fruit. De helft van de klas gaat het glucosegehalte bepalen in een banaan en de andere helft gaat glucose gehalte bepalen in een sinaasappel.