Vragen voorkennis hoofdstuk 3 ‘klimaatveranderingen’
Vraag 1
Lees 1 ‘Hoe verder van de evenaar af, hoe kouder’.
a. Leg met behulp van figuur 1 uit waarom je in Suriname minder schaduw zult hebben dan op hogere breedte.
Vraag 2
Lees 2b ‘Ontstaan van seizoenen’.
a. ‘In Nieuw-Zeeland ligt de Kerstman op het strand’. Verklaar deze uitspraak.
Vraag 3
Lees 2c ‘Temperatuur boven land en boven zee’.
a. Bekijk GB219B. Waar zijn de grootste temperatuurverschillen tussen zomer en winter? Verklaar dit.
Vraag 4
a. Bekijk GB40C. Amsterdam en Twente liggen op dezelfde breedtegraad. Toch komen er in Twente meer ijsdagen voor. Verklaar dit.
b. Bekijk GB40D. In Noord- en Midden-Limburg zijn er meer tropische dagen dan in Zeeland. Verklaar dit.
Vraag 5
Lees 3 ‘Zones op aarde’. Geef van onderstaande uitspraken aan of ze waar of niet waar zijn.
a. Spanje en Zuid-Afrika liggen beide in de subtropen.
b. Finland ligt op hoge breedte.
c. Hoe verder naar het zuiden, hoe warmer het wordt.
Vraag 6
Lees 4a ‘Aan- en aflandige winden’. Bekijk GB78A.
a. Hoe herken je gebergten op deze kaart? Verklaar dit.
b. Ten noordwesten van Madrid is er een erg droog gebied. Geef hiervoor een fysische verklaring.
c. Aan de zuidkust van Turkije valt veel neerslag. Geef hiervoor een fysische verklaring.
Vraag 7
Bekijk GB218B en 218D
a. India heeft een droog seizoen en een nat seizoen. Wanneer is het nat en wanneer is het droog, in januari of in juli? Verklaar je antwoord voor zowel januari als voor juli.
Vraag 8
Bekijk GB41C.
a. Uit welke windrichting komt de wind in Nederland vooral?
b. Voor welke zone op aarde is dit kenmerkend?
c. Patagonië is een droog gebied in het zuiden van Argentinië. Verklaar deze droogte met behulp van de windrichting en het reliëf.
Vraag 9
Lees 4b ‘Invloed van zeestromen’.
a. New York ligt op dezelfde hoogte als Spanje. Voor de kust van New York zijn ’s winters ijsbergen te zien, maar voor de kust van Moermansk niet. Verklaar dit met GB222.
Vraag 10
Lees 5 ‘Hoge en lage luchtdruk’.
a. Welk verband is er tussen GB218A en B op het zuidelijk halfrond?
b. In het zuiden van Zuid-Amerika, Afrika en Australië valt er in januari veel neerslag. Verklaar dit met GB218B en geef twee verklaringen.
Vraag 11
a. Bekijk GB222 weer. De woestijnen van de Sahara, Arabië en Australië zijn op dezelfde manier ontstaan. Verklaar dit.
Lees 6 ‘Neerslag en soorten neerslag’.
a. Bekijk figuur 5 In welke zone is er vooral frontale neerslag en waarom daar?
Einde opdrachten