In klas 1 heb je geleerd dat een tekst altijd bestaat uit een inleiding, middenstuk en slot. Dit is de basis van elke tekst. Schrijvers kunnen op verschillende manieren invulling geven aan de basisstructuur, waardoor verschillende tekststructuren mogelijk zijn. Als de schrijver in de inleiding bijvoorbeeld een vraag stelt, dan zal hij in het middenstuk een antwoord (of meerdere antwoorden) op die vraag geven en in het slot een samenvatting of conclusie schrijven. Wanneer de schrijver in de inleiding een probleem aan de kaak stelt, zal hij in het middenstuk waarschijnlijk gevolgen, oorzaken en/of oplossingen bespreken.
Dit jaar zal je kennismaken met een aantal tekststructuren. In het onderstaande schema staan de drie tekststructuren die je dit blok leert:
Tekststructuur | In de inleiding staat | In het middenstuk staat/staan | In het slot staat/staan |
voor- en nadelenstructuur | een probleem of verschijnsel | voor- en nadelen van het probleem of verschijnsel | een conclusie en/of een samenvatting en/of een advies |
verklaringsstructuur | een verschijnsel | één verklaring of verschillende verklaringen | een aanbeveling en/of een samenvatting |
aspectenstructuur | het onderwerp | bespreking van verschillende kanten (aspecten) van het onderwerp | een samenvatting |
Vaak kun je aan de hand van de titel, het onderwerp van de tekst en de inleiding al wel voorspellen welke structuur een tekst heeft. Dit is echter niet altijd het geval, want ook mengvormen van tekststructuren komen voor.