Hoe spel je de persoonsvorm in de verleden tijd? Bekijk het filmpje hieronder.
Er zijn twee soorten werkwoorden:
1. Sterke werkwoorden: - die krijgen in de verleden tijd een klinkerverandering.
Roos kijkt tv - Roos keek tv.
De buurman staat in de tuin - de buurman stond in de tuin.
2. Zwakke werkwoorden: die krijgen in de verleden tijd stam+te(n) of stam+de(n).
Meestal hoor je wel of je een -te(n) of -de(n) gebruikt.
Twijfel je? Gebruik de letters t x f k s ch en p ( 't ex fokschaap)
lachde of lachte? lachen: 'ch' hoort bij het 't ex fokschaap, dus lachte
beloofde of beloofte? beloven: 'v' hoort niet in 't ex fokschaap, dus beloofde
reisde of reiste? reizen: 'z' noort niet bij 't ex fokschaap, dus reisde