Antwoorden Verwerking

Stap 3

a. Een sprinter met wit spierweefsel kan door trainen wel meer bloedvaten en myoglobine in de spieren krijgen, dan krijgt hij meer rood spierweefsel. Maar door training meer wit spierweefsel krijgen is een stuk lastiger.
b. Door te training op duursport komt er een betere doorbloeding van de spieren het rode spierweefsel neem toe, de longen worden groter en optimaler gebruikt, doordaar komt er meer zuurstof in het bloed. Het aantal mitohondriën in de spieren neemt toe waardoor er meer verbranding tegelijkertijd kan plaatsvinden. Het hart wordt sterker waardoor bloed sneller rondgepompt kan worden. Er vindt meer verbranding met zuurstof plaats, aerobe verbranding waarbij ook vet verbrand wordt zonder dat er melkzuur ontstaat.  
c. Een krachtsporter wil vooral meer wit spierweefsel hebben en sterkere en dikkere spierbundels met meer spiervelzels. Daarvoot heeft hij vooral bouwstoffen nodig in de vorm van eiwitten. Dit levert meer kracht op. Het aantal motochondriën zal niet perse toenemen en de doorbloeding van de spieren ook niet. Dus hij traint juist dat tijdens inspanning het lichaam overschakelt op anaerobe dissimilatie zonder zuurstof.
d. Duursporter: vooral veel koolhydraten, in de vorm van pasta, rijst, brood en aardappels.
Krachtsporter: veel eiwitten in de vorm van vlees, eieren, vis.

 

Stap 4:

Opdracht 1:

a. Hormonen worden aangemaakt voor de inspanning, spiervezels, mitochondriën enz. worden geactiveerd. Metabolisme in de spieren wordt opgestart.
b.De betrokken spiergroepen rustig soepel draaien (armen draaien, rustig tempo lopen), spieren rekken.
c.Het aangemaakte melkzuur en andere afvalstoffen afvoeren uit de spieren.
d. Rekken van de betrokken spiergroepen; losschudden van de spieren en de spanning uit de spieren bewegen.


Opdracht 2:
a. Het hart is krachtiger geworden waardoor het per hartslag meer bloed kan vervoeren.
b. Hersenstam en parasympathisch zenuwstelsel


Opdracht 3:
a. Misschien tijdelijk eventjes maar zeker niet op lange termijn en niet heel veel want daarvoor is de periode dat ze intensiever traint te kort en de hersteltijd tussen de trainingen ook.
b. Twee dagen per week is te weinig om uithpudingsvremogen en duurconditie optimaal te trainen. Mooier zou drie dagen per week zijn met rust ertussen. In die twee dagen zou ik dan zaterdag een intensievere duurluup doen. De zondag een herstelloopje, rustig aan.
c.
d. 2-3, er moeten  steeds twee dagen tussen zitten>
e. 6-7, er kan minder dan een dag tussenzitten.
f. zwak getraind iemand: 1-2 per week
Goed getraind: 4-5 er moet steeds anderhalve dag tussenzitten