Week 05 - 01 t/m 07 februari 2021

WEEKTAAK (DEADLINE = 07 februari 2021 vóór 23.59u)

LOCK DOWN - Onderwijs Online

NN-online: H5 Grammatica - Meewerkend voorwerp → opdr. 1 t/m 3
NN-online: H6 Grammatica - Bijwoordelijke bepaling → opdr. 1 t/m 3
Itslearning: Inleverbak - 'Voor vrienden door het vuur': werkblad 2


LES 1 - Instructie
Meewerkend voorwerp (mv)

In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp (mv) staan. Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is. Het komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met ‘vertellen’ (meedelen, uitleggen, zeggen) of met ‘geven’ (overhandigen, lenen, toesturen):
Marijn / heeft / zijn oude laptop / aan Jari (mv) / gegeven.

Een meewerkend voorwerp kan beginnen met aan (of voor), maar dat hoeft niet. Als het niet met aan begint, kun je aan ervoor zetten. Als aan in de zin staat, moet je het weg kunnen laten. Soms moet je dan wel de woordvolgorde veranderen:
– Marijn / heeft / Jari (mv) / zijn oude laptop / gegeven.

Als het meewerkend voorwerp met voor begint, is het onderwerp meestal iemand die iets voor een ander doet; die ander is het meewerkend voorwerp. Let op: je kunt voor niet zo gemakkelijk weglaten als aan:
– Karen / zal / voor Fleur (mv) / een potje nagellak / kopen.

Zo vind je het meewerkend voorwerp:
Aan/Voor wie/wat + wg + ow + lv?
- Het antwoord (als er een antwoord is) is het meewerkend voorwerp.
- Controleer ten slotte of je aan (voor) kunt weglaten of toevoegen.
 

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Een bijwoordelijke bepaling (bwb) geeft antwoord op vragen als: Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Waarvandaan? Waar? Wanneer?
In de garage staat de oldtimer van Martin. (Waar?)
De vakantie begint over drie weken. (Wanneer?)
Het theater werd wegens een verbouwing gesloten. (Waarom?)
Caro gaat op haar scooter naar de stad. (Hoe? Waarheen?)

Ook de vraagwoorden waarmee je bijwoordelijke bepalingen zoekt (hoe, waar, waardoor, waarheen, waarom, wanneer enzovoort), zijn in een zin bijwoordelijke bepaling:
Waarom heb je dat leuke jurkje geruild?

LET OP: niet alle bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op een vraag. Ook woorden als niet, wel, zeker, absoluut, eigenlijk, allicht, natuurlijk, misschien, vermoedelijk en waarschijnlijk zijn bijwoordelijke bepaling.

Zo vind je de bijwoordelijke bepalingen
1. Noteer onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
2. Zoek naar lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.
3. De zinsdelen die dan nog overblijven, zijn meestal een bijwoordelijke bepaling.

LET OP: niet in alle zinnen komt een bijwoordelijke bepaling voor, maar een zin kan ook meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten.


LES 2 - Zelfstandig werken
Deze les ga je aan de slag met het huiswerk uit de weektaak. Je werkt hiervoor in Nieuw Nederlands Online. Controleer goed of je de juiste paragraaf maakt.

 


LES 3 - LITERATUUR

Deze les gaan we verder met het kort verhaal van vorige week. We bespreken het huiswerk van vorige week, daarna gaan jullie aan de slat met werkblad 2 (zie planner Itslearning). Dit werkblad moet je inleveren voor de weektaak in 'Inleverbak - 'Vrienden voor het leven': werkblad 2.