Het Achterhuis - Anne Frank

 

Boekverslag Het achterhuis

Samenvatting:

Op haar dertiende verjaardag, vrijdag 12 juni 1942, krijgt het Joodse meisje Anne Frank een dagboek. Diezelfde dag schrijft ze daarin: 'Ik zal hoop ik aan jou alles kunnen toevertrouwen, zoals ik het nog aan niemand gekund heb, en ik hoop dat je een grote steun voor me kunt zijn' (p. 9). Anne schrijft in haar dagboek over de cadeautjes die ze kreeg en over de vriendinnen en tantes die op bezoek kwamen op haar verjaardag. Ze vertelt dat ze een dagboek wilde hebben, omdat ze geen echte vriendin heeft. Ze heeft niemand aan wie ze echt alles kan vertellen. Het dagboek moet zo'n vriendin worden, en daarom geeft ze het een naam: Kitty. Ze verwacht niet dat ooit iemand haar dagboek zal lezen.

Ruim twee weken later is Annes leven ingrijpend veranderd. Haar zus Margot heeft een oproep van de Duitsers ontvangen om zich te melden voor een werkkamp. Daarom besluit vader Otto dat ze eerder gaan onderduiken dan hij van plan was. Vanaf maandag 6 juli 1942 wonen Anne, Margot en hun ouders in het Achterhuis, achter het bedrijf van Otto Frank aan de Prinsengracht 263 in Amsterdam. Anne vertelt dat ze het daar niet vervelend vindt: 'ik voel me veeleer als in een heel eigenaardig pension waar ik met vakantie ben. Nogal een gekke opvatting van schuilen, maar het is nu eenmaal niet anders' (p. 30). Op 13 juli komt ook de familie Van Daan in het Achterhuis wonen. Al snel komen de eerste irritaties, want mevrouw Van Daan en Annes moeder kunnen niet goed met elkaar opschieten. Op Anne heeft mevrouw Van Daan voortdurend commentaar; ze vindt dat Anne verschrikkelijk verwend wordt en zich vaak onbeleefd gedraagt.

Begin november 1942 komt er een nieuwe bewoner bij, de tandarts Alfred Dussel. Meneer Van Daan stelt een lijst met regels op, waaraan de onderduikers zich voortaan moeten houden. Anne neemt deze 'Prospectus en leidraad van het Achterhuis' (p. 65-66) op in haar dagboek. Dussel vertelt wat er intussen in de buitenwereld is gebeurd. Anne is onder de indruk: 'Ik word zelf bang als ik aan allen denk met wie ik me altijd zo innig verbonden voelde en die nu overgeleverd zijn aan de handen van de wreedste beulen die er ooit bestaan hebben' (p. 68). Door de komst van Dussel verandert er veel, want hij zal met Anne een kamer delen en Margot verhuist naar de slaapkamer van haar ouders. Dat geeft al gauw gekissebis tussen Dussel en Anne. Uitvoerig beschrijft ze bijvoorbeeld hun geruzie over het werktafeltje, dat in hun kamer staat. Maar ook met de anderen ligt Anne vaak overhoop: 'Iedereen vindt me aanstellerig als ik praat, belachelijk als ik zwijg, brutaal als ik antwoord geef, geslepen als ik een goed idee heb, lui als ik moe ben, egoïstisch als ik een hap te veel eet, dom, laf, berekenend, enz. enz. De hele dag hoor ik niets anders dan dat ik een onuitstaanbaar wicht ben (...)' (p. 78).

In het begin noemt Anne Peter van Daan een 'tamelijk saaie en verlegen slungel' (p. 34) maar later begint ze anders over hem te denken. Ze zoekt steeds vaker contact met hem. En ondanks dat ze aan Kitty schrijft dat ze niet verliefd op hem is, is ze teleurgesteld als ze merkt dat hij haar op afstand houdt. Er volgt een periode waarin Anne zich steeds meer aan Peter gaat hechten. Toch blijft ze kritisch, en die kritiek krijgt in de loop van de tijd de overhand. Op 17 maart 1944 schrijft Anne nog: 'Alles zou goed zijn als ik Peter maar had, want voor hem heb ik bewondering in heel veel dingen. Hè, hij is zo'n fijne en knappe jongen!' (p. 200). Op 28 april vertrouwt ze Kitty toe: 'O Peter, wat heb je met me gedaan? Wat wil je van me? Waar moet dit naartoe? (...) als ik ouder was en hij zou met me willen trouwen, wat zou ik dan antwoorden? Anne, wees eerlijk! Je zou niet met hem kunnen trouwen, maar loslaten is ook zo moeilijk' (p. 246).

Via de radio hoort Anne een toespraak van minister Bolkestein. Hij wil na de oorlog een inzameling houden van dagboeken en brieven. 'Natuurlijk stormden ze allemaal direct op mijn dagboek af. Stel je eens voor hoe interessant het zou zijn als ik een roman van het Achterhuis uit zou geven' (p. 219). Anne denkt erover na om een boek te schrijven op basis van haar dagboek. Een titel heeft ze al: ' Het Achterhuis' (p. 262). Zover komt het niet: op 1 augustus 1944 schrijft Anne voor de laatste keer in haar dagboek.

 

onderwerpen

In haar dagboek vertelt Anne over haar leven: ze vat in het kort haar levensgeschiedenis samen en schrijft vervolgens over de dagelijkse gebeurtenissen thuis en in het Achterhuis, maar ook over het verloop van de oorlog en over haar gevoelens en haar gedachten.

Als ze aan haar dagboek begint, is Nederland al twee jaar bezet door de Duitsers; de familie Frank is dan nog niet ondergedoken. Anne schrijft over de beperkingen die aan de Joden zijn opgelegd. Als ze zijn ondergedoken in het Achterhuis duiken er regelmatig mededelingen op over de oorlog. Zo weet Anne in oktober 1942 dat veel van hun Joodse kennissen zijn opgepakt door de Gestapo en in veewagens naar Westerbork gebracht, 'het grote jodenkamp in Drenthe' (p. 54). In haar brieven schrijft Anne uitvoerig over de andere bewoners van het Achterhuis. Dat geeft de lezer een beeld van haar verhouding met haar moeder, vader en Margot, en met de andere onderduikers en hun helpers. Vaak heeft ze het over de onderlinge ruzies tussen de bewoners van het Achterhuis. Voor Peter van Daan ontwikkelt ze speciale gevoelens.

Anne geniet van het schrijven. Ze noemt het 'het fijnste wat ik bezit' (p. 177). Naast de brieven in haar dagboek schrijft ze korte verhalen. Anne weet dat ze aardig kan schrijven: 'Een paar verhaaltjes zijn goed, m'n Achterhuis-beschrijvingen humoristisch, veel uit mijn dagboek spreekt, maar... of ik werkelijk talent heb, dat staat nog te bezien' (p. 224).

 

Titel em mottos

De titel verwijst naar de schuilplaats van de onderduikers. Anne beschrijft in haar dagboek hoe deze plek in elkaar zit. Naast het voorhuis, waar kantoren en werk- en opslagruimtes zijn, is er 'het Achterhuis' (p. 28). 'Geen mens zou vermoeden dat achter de simpele, grijsgeschilderde deur zo veel kamers schuilgaan' (p. 28).

 

 

 

 

opbouw

De dagboekaantekeningen zijn voorzien van een datum. Soms voegt Anne op een later tijdstip opmerkingen toe ('toevoegsel' genoemd), die ook gedateerd zijn. Anne schrijft ruim twee jaar in haar dagboek: soms schrijft ze op een dag meerdere brieven, soms ook zit er ruim een maand tussen twee brieven. Naarmate ze ouder wordt, schrijft ze vaker en worden de brieven langer.

Anne richt zich in haar dagboek tot Kitty, die ze aanspreekt met onder meer 'je', 'Kit' of 'Kitty'. Soms spreekt ze tegen een groter publiek: 'Daar niemand iets van m'n verhalen aan Kitty zou snappen als ik zo met de deur in huis kom vallen, moet ik in 't kort m'n levensgeschiedenis weergeven (...)' (p. 14). Een enkele keer richt ze zich tot de lezer: 'Wil de lezer even onder ogen zien dat, toen dit verhaal geschreven werd, de schrijfster nog niet van haar woede bekoeld was!' (p. 109).

Er ontstaat spanning doordat Anne bijvoorbeeld over de inbraken schrijft. Iedere keer zijn de onderduikers doodsbang om ontdekt te worden. Ook de ziektes en moeilijkheden van de helpers zorgen voor spanning. Anne vraagt zich in haar dagboek af hoe het verder met hen moet, als de helpers zouden wegvallen. Ook het feit dat Anne steeds meer belangstelling voor Peter krijgt, geeft spanning, met name omdat ze openlijk over haar twijfels spreekt.

Voor in het boek staat kort iets over het ontstaan van Annes dagboek en de verschillende edities. Ook worden de werkelijke namen van de onderduikers onthuld. Achterin staat een nawoord , waarin wordt verteld wat er in de periode na hun deportatie gebeurde met de bewoners van het Achterhuis. In de Verantwoording licht redacteur Mirjam Pressler aanpak en drukgeschiedenis van de voor dit uittreksel gebruikte editie kort toe.

 

 

Personages

Anne voelt zich een buitenbeentje, ook binnen het gezin: 'Ik pas niet bij hen' (p. 32). De familie Frank zijn 'volbloed-joden' (p. 14), maar ze zijn niet orthodox. Ondanks alles behoudt Anne haar geloof in God: 'Mijn leven hier is beter geworden, veel beter. God heeft mij niet alleen gelaten en zal me niet alleen laten' (p. 221).

Anne hoort over de gruwelijkheden die de Joodse bevolking van Europa meemaakt en vormt zich daarvan een voorstelling: 'Ik zie 's avonds in 't donker vaak die rijen goede, onschuldige mensen lopen, met huilende kinderen, steeds maar lopen, gecommandeerd door zo'n paar kerels, geslagen en gepijnigd tot ze er haast bij neervallen. Niemand wordt ontzien, ouden van dagen, baby's, zwangere vrouwen, zieken, alles, alles gaat mee in de tocht naar de dood' (p. 67-68).

Door wat Anne vertelt, maar ook door de stukken tekst die ze later in haar dagboek schrijft (de 'toevoegsels'), is merkbaar dat ze zich ontwikkelt en genuanceerder reageert. Op 22 januari 1944 schrijft ze, bij haar dagboekaantekeningen van 2 november 1942: ' Ik zou zoiets nu niet meer kunnen schrijven. Nu ik anderhalf jaar later m'n dagboek weer inkijk, verbaas ik me erg dat ik ooit zo'n onbedorven bakvis ben geweest' (p. 60).

Anne noemt haar vader liefkozend Pim en vindt hem 'de liefste schat van een vader die ik ooit ontmoet heb' (p. 14). Toch heeft ze ook commentaar op hem. Ze voelt zich door hem soms niet gesteund: 'Hoe komt het nu dat vader me in m'n strijd nooit tot steun is geweest, dat hij helemaal missloeg toen hij me de helpende hand wou bieden? Vader heeft de verkeerde middelen aangepakt, hij heeft altijd tot me gesproken als tot een kind dat moeilijke kindertijden door moest maken' (p. 291-292).

Met haar moeder Edith heeft Anne een moeizame relatie. Nadat ze weer eens ruzie hebben gehad, schrijft Anne: 'Ach, ik kan moeder op zulke momenten weer niet uitstaan, en ik ben voor haar ook een vreemde, dat zie je, ze weet nog niet eens hoe ik over de gewoonste dingen denk' (p. 43).

Zus Margot is drie jaar ouder dan Anne. Anne kan niet goed met haar opschieten. Ze schrijft over haar: 'Aan Margot is niets op te voeden, die is van nature de goed-, lief-, en knapheid zelve (...)' (p. 44). Omdat ze zelf zo anders is, ergert ze zich vaak aan haar volmaakte zus. Later gaat het beter tussen hen.

Peter van Daan is tweeënhalf jaar ouder dan Anne. Met hem kan Anne op een gegeven moment goed praten, onder meer over seksualiteit, iets waarvan Anne dan nog niet heel veel weet. Van Peter krijgt ze haar eerste zoen. Toch stelt hij haar teleur: 'Vooral z'n godsdienstafkeer, eetgesprekken en nog meer van dergelijke uiteenlopende dingen, bevallen mij niet' (p. 280). Ze verwijt hem 'karakterzwakheid' (p. 286) en beseft dat ze een droombeeld van hem geschapen heeft.

 

 

Taal en stijl

Anne schrijft zoals een intelligent meisje van haar leeftijd in de jaren veertig deed. Er komen soms ouderwetse woorden voor, zoals 'elkander' en 'jeremiade', en een aantal minder bekende woorden, die in de tekst niet verklaard worden ('pensum', 'een Danaïdenvat'). Dat ze in een andere tijd leefde, blijkt ook als mevrouw Van Daan over Annes schouder wil meelezen in het dagboek: 'Ik schrok me natuurlijk een mik, want op deze bladzijde stond zij juist als minder leuk gedeponeerd' (p. 41).

Een enkele keer spreekt Anne over zichzelf in de derde persoon: 'Met deze woorden draaide de beledigde Anne zich om en deed of de hooggeleerde dokter lucht was' (p. 101). Soms is haar taalgebruik ironisch: 'Daar ik het zeldzame geluk heb (!) met den hoogedelwelopgevoede heer mijn helaas zeer nauwe kamer te mogen delen (...)' (p. 70).

Zowel de familie Frank als de familie Van Daan komen oorspronkelijk uit Duitsland. Ze spreken soms onderling Duits, wat Anne wel eens onvertaald in haar dagboek opneemt. Een enkele keer spot Anne met het slechte Nederlands van de beide echtparen, met name van de moeders.

In de verantwoording achter in het boek staat dat er zo min mogelijk veranderd is aan het originele taalgebruik. Wel wordt de moderne spelling gehanteerd en is een aantal fouten verbeterd.

http://uittrekselbank.nbdbiblion.nl/uittrekselbank/abonnee/detail?tek_id=422551

 

 

 

 

 

 

Informatie over de schrijver:

Annelies Marie "Anne" Frank (Frankfurt am Main, Duitsland, 12 juni 1929 – Bergen-Belsen februari 1945), was een Duits- Nederlands meisje van Joodse afkomst. Ze is omgekomen in de tweede wereldoorlog, net als miljoenen andere joden. Ze stierf in het concentratiekamp Bergen- Belsen in Duitsland in februari 1945

Ze is in de hele wereld bekend geworden omdat ze tijdens de oorlog een dagboek heeft bijgehouden, dat na de oorlog is uitgebracht en in erg veel talen is vertaald. Anne Frank is daarmee het symbool geworden voor het lijden van het Joodse volk tijdens de Tweede Wereldoorlog. er zijn ook heel veel boeken over haar geschreven, aan de hand van het dagboek natuurlijk.

Naar: https://wikikids.nl/Anne_Frank

 

Mening:

Dit boek was voor mij vooral leerzaam. Ik kende het globale plaatje al wel, Hitler komt aan de macht, joods meisje krijgt een dagboek en duikt vervolgens onder, terwijl ze haar leven erin bijhoud. Maar toch was het op een manier anders dan ik verwachte. Mijn idee klopte wel, maar het was toch intenser, anders. Je stapt in iemands leven, haar dagelijkse routine. Het is alsof je dagelijks van een vriendin aanhoort hoe haar dag is geweest. Het is persoonlijker. Ik denk dat dit voor mij zo voelt omdat naar mijn idee Anne en ik veel gemeen hebben, en ik haar en haar ideeën goed kan begrijpen.

Wat ik persoonlijk op vond vallen, was dat Anne al erg volwassen was voor haar leeftijd. De manier waarop ze schrijft, dingen bekijkt. Tuurlijk, ze kan het niet uitstaan als mensen haar op haar plek zetten en dergelijke, kinderlijke trekjes zijn er zeker. Maar hoe ze over dingen nadenkt, een mening heeft. Dit waren dan ook dingen die de anderen in het achterhuis moeilijk aan haar begrepen. Deze vonden dat ze teveel praat, brutaal was, geen fatsoen had. Maar eigenlijk was ze naar mijn idee nooit echt onfatsoenlijk. Ze zei gewoon wat ze dacht. Blijkbaar kon dat in die tijd nog niet, als kind zijne volwassenen verbeteren. Zelf vind ik dat eerlijk gezegd ook maar een rare regel. Als een volwassene ongelijk heeft, waarom zou het dan onbeleefd zijn om de juiste feiten te geven?

Ook is het taalgebruik me opgevallen. Aangezien het een boek is van meer dan 50 jaar geleden is het natuurlijk wel logisch dat er andere woorden in staan dan nu. Maar omdat we sommigen dus totaal niet meer gebruiken was het lastig om de betekenis te bepalen. Meestal zocht ik ze dan op op mijn laptop als deze dichtbij stond, omdat ik dan toch nieuwsgierig was naar de betekenis. Het is wel leuk om te zien hoe sterk de Nederlandse taal veranderd is in die tijd.