Eric of het klein insectenboek - Godfried Bomans

boekverslag Eric of het klein insectenboek

Samenvatting

Het boek telt dertien genummerde hoofdstukken met een uitgebreide titel, waarin een korte samenvatting van de gebeurtenissen wordt gegeven. Hier volgt een samenvatting van de belangrijkste gebeurtenissen.

HOOFDSTUK 1: OP WEG NAAR HET LAND VAN WOLLEWEI

Erik Pinksterblom ligt in bed. Voor het inslapen repeteert hij nog even de leerstof over de insekten uit Solms' 'Beknopte Natuurlijke Historie', waarover hij morgen een proefwerk krijgt. Hij bekijkt het schilderij met wolken, schapen, een herder en vele insecten boven zijn bed, dat hij 'Wollewei' heeft genoemd. Erik verzucht dat het heerlijk zou zijn om daar te leven. Dan gebeurt het wonder: de portretten in zijn kamer komen tot leven. Doordat zijn grootmoeder ten voeten uit is gefotografeerd, kan ze uit haar lijstje stappen. Ze wandelt de dekens van Eriks bed op. Hij heeft een leuk gesprek met haar dat eindigt met zijn vurige wens: 'Lieve grootmama... laat mij gaan naar het land van Wollewei.' Hij wordt heel klein, zwaait zich over de schilderijlijst heen en valt met een grote boog in het frisse, zachte gras.

HOOFDSTUKKEN 2 EN 3: BIJ DE WESPENFAMILIE

Erik maakt kennis met de wespenfamilie Van Vliesvleugel. De heer Van Vliesvleugel nodigt hem uit met zijn gezin 'de lunch te willen gebruiken' en vliegt met Erik op de rug naar zijn 'home', dat gevestigd is in een 'rode chrysanth'. Daar treft Erik zijn vrouw en zeven ('huwbare'!) dochters.Zij hechten veel waarde aan hun adellijke afkomst. Bloed vinden zij belangrijker dan geld, al is het wel gemakkelijk als je het hebt. Aan de wand hangen spreuken als 'Men is het of men is het niet'. Als Erik wordt gevraagd, tot welke diersoort hij behoort, blijken de wespen nog nooit van mensen te hebben gehoord. Ze vragen of die van adel zijn en een angel bezitten. Erik zegt dat hij ook een angel heeft, opgevouwen in zijn broekje! Tijdens de overvloedige maaltijd slaat hij enkele flaters. Zo zingt hij een loflied op de nijvere bijen, die volgens de familie Van Vliesvleugel tot de arbeidende stand zijn vervallen. Tijdens het musiceren strijkt Erik de bromvlieg dood die als zijn basviool dienst doet. Na een koel afscheid brengt een hommel hem naar een hotel.

HOOFDSTUKKEN 4, 5 EN 6: IN HET HOTEL

Het hotel blijkt een groot slakkenhuis te zijn. De volgende morgen zijn alle gasten verenigd aan het ontbijt. Erik kent ze allemaal uit Solms' leerboek, op één na, een dagtor, want die stond in de kleine lettertjes en dat hoefde je niet te leren. De gasten staan verbaasd over zijn biologische kennis en hij verwerft een grote faam. Zo stelt hij de dieren op de hoogte van de oorzaak van de afwezigheid van de rups: die is zich aan het verpoppen om vlinder te worden. Erik komt erachter dat de dieren het allemaal 'volgens het boekje' doen, zonder dat ooit te hebben gelezen. 'Het is toch maar een mooi ding, zo'n instinct. Ik wou dat ik het had.' Na enkele dagen vindt Erik het minder leuk in het hotel: hij voelt zich eenzaam, de dieren praten alleen maar over zichzelf. Hij durft niet te zeggen dat hun wereld zich maar binnen de lijst van een schilderij afspeelt. Na acht dagen komt de oude rups als vlinder de ontbijtkamer binnen. De slak wil geld zien en wordt boos als de vlinder zegt niets te bezitten. Erik schiet te hulp: hij betaalt met het eerste hoofdstuk van 'Schicksal der Gegenwart', een filosofisch boekje dat hij van de hommel had gekregen. Op de rug van de vlinder vliegt Erik de volgende morgen weg, ondanks de raad van een glimworm dat hij zich maar beter 'bij de grond' kan houden: 'Dat is veilig en dat is behoorlijk.'

HOOFDSTUK 7: BIJ DE VLINDERFAMILIE

Hoewel de vlinder zo hoog mogelijk vliegt met Erik, kunnen zij de lijst van het schilderij niet zien.Het interesseert Erik ook niet meer zoveel, want hij beleeft bij de vlinder 'lichte, zorgeloze dagen'. Deze wordt verliefd op een vrouwtjesvlinder. Samen maken ze een gedicht en na enkele dagen worden ze door haar ouders uitgenodigd voor een 'eenvoudig hapje'. Erik maakt tijdens de maaltijd enkele verkeerde opmerkingen; de vader wijst in een tafelrede op het belang van honing, 'al het andere was poëzie'. Het vlinderpaar vliegt weg en Erik blijft alleen achter.

HOOFDSTUKKEN 8, 9 EN 10: BIJ DE SPIN, DE DOODGRAVERS EN DE WORM

Doordat Erik er haveloos uitziet, worden de insecten opdringeriger. Enkele keren moet hij zich verdedigen met een dennennaald. Een keer raakt hij verstrikt in een web. Hij weet zich los te rukken en de spin te doden. Daarna valt hij flauw. Als hij bijkomt, ziet hij een groep doodgraver-tjes om zich heen, die teleurgesteld zijn omdat hij nog leeft. 'Maar zolang er leven is, is er hoop.'Een van hen nodigt Erik uit om te komen eten. Tijdens de maaltijd komt hij tot de conclusie dat ook deze dieren zichzelf het beste vinden. De doodgraver meent dat alle insecten in feite bezig zijn 'dood te gaan ... alle zijn ze op weg naar mijn tafel'. Daarom heeft hij er belang bij dat ieder dier goed eet en dik wordt. Zijn zelfgenoegzaamheid wordt afgestraft door de komst van een mol die de hele familie opeet. Erik weet te ontsnappen maar kan de weg naar boven niet meer vinden. Hij ontmoet een worm. Deze praat bijzonder eigenwijs en kronkelt zodanig van zelfinge-nomenheid dat hij in een onontwarbare knoop raakt. Tevergeefs probeert Erik de knopen te ontwarren.

HOOFDSTUKKEN 11, 12 EN 13: BIJ DE MIEREN EN TERUG NAAR DE MENSEN

Een passerende mier leidt Erik naar boven en brengt hem bij zijn kolonie. Op Eriks voorstel trekt een groep werkmieren naar de worm om hem te helpen. Ze brengen hem in wel honderd stukjes naar Erik, die de worm dan maar als consumptie aan de mieren schenkt. Erik hoort dat hij de faam heeft alles te weten. Vele mieren zijn bezorgd, doen ze wel alles zoals het in Solms staat?Erik geeft zoveel mogelijk voorlichting, maar beseft al gauw dat zijn leerboek ontoereikend is.Tijdens een groot 'noenmaal' begint Erik midden in een lovende speech van een mier plotseling te huilen: hij heeft heimwee naar de mensenwereld. De mieren beloven hem te helpen de lijst te zoeken, maar de onderliggende reden van hun hulp is het bestrijden van een vijandig mierenle-ger. Weldra staan de mierenlegers tegenover elkaar en ontbrandt een hevige strijd. Als Erik een straal mierenzuur in zijn ogen krijgt, gebeurt er iets wonderlijks: hij merkt dat hij in zijn bed zit en dat een zonnestraal in zijn ogen prikt. Het is ochtend en alles is weer gewoon.Het insectenproefwerk maakt hij niet goed. Zijn onderwijzeres, juffrouw Sch"nberg, schrijft er hier en daar bij: 'onbegrijpelijk', 'wartaal'. Ze schrijft zelfs een briefje aan zijn moeder: 'De jongen houdt er meningen op na die geheel en al tegen Solms indruisen.' Erik hoopt weer terug te kunnen gaan naar Wollewei 'om dan nooit, nooit meer terug te keren in deze ondankbare wereld'.
Erik is groot geworden, de geschiedenis is al weer lang geleden gebeurd. 'Een belangrijk insecten-kenner is hij niet geworden.' Sommige mensen doen hem aan bepaalde insecten denken. De 'geschiedenis van Erik Pinksterblom' eindigt met een wijze raad: '(...) houdt altijd de lijst in het oog, - en bekommert u niet té zeer om honing...'

Onderwerpen

Thematiek

In de laatste alinea van het boek formuleert Bomans de strekking van het verhaal. Over de inmiddels volwassen hoofdpersoon zegt hij: '(...) soms, als hij onder zekere mensen vertoeft,kan hij niet nalaten aan bepaalde insecten te denken; de ene keer zijn het de Vliesvleugeltjes,een andere keer meent hij onder de Hommels te zijn; weer een andere keer ontmoet hij Wormen en doodgravers.' De auteur heeft via de insectenwereld de mensenmaatschappij uitgebeeld (en bespot!). De insecten staan voor de mensen, ze hebben dezelfde beweegredenen, dezelfde materialistische instelling, ze zijn voortdurend bedacht op eigen gewin en gaan desnoods over lijken. We zullen de voornaamste ondeugden (die als motieven in dit verhaal voorkomen) noemen en kort toelichten.

HOOGMOED

Elk insect voelt zich verheven boven een ander vanwege een toevallige eigenschap, waarvoor het echter geen persoonlijke verdiensten heeft. Zo vinden de wespen alleen hun eigen soort belangrijk, voelt de slak zich verheven door haar traagheid en de worm door zijn naaktheid. De worm houdt Erik voor: 'Wij, wormen, hebben geen ogen nodig. U wel. Dat is een teken van zwakte. U hebt ook een hoofd nodig, en armen en benen. U bent ingewikkeld van hulpeloosheid.Wij hebben aan dit alles geen behoefte.' Schrijnend is echter zijn hulpeloosheid nadat hij zich in de knoop heeft gekronkeld. '"Maar help dan toch!" riep hij hijgend, "sta er niet zo suf bij te kijken!" "Neen, ik blijf er af," sprak Erik, (...), "doet u het zelf maar!" "Maar ik kan niets zien!"riep de worm, "ik zie geen steek! U hebt ten minste ogen in uw hoofd. U weet waar de knopen zitten!"'

BEKROMPENHEID

Nauw verbonden met hoogmoed is bekrompenheid. Uit de instelling van de wespen blijkt dit overduidelijk. Alleen de eigen soort telt, 'de rest is gepeupel'. Alleen adel (bloed) telt, 'men heeft het of men heeft het niet'. Hun aanstellerij daarover blijkt bijvoorbeeld uit het gesprek over de Van Liesheuveltjes: die '"zijn enigszins - enigszins..." Hij zweeg en keek een ogenblik pijnlijk getroffen voor zich uit. "Enfin," besloot hij, "u kent die geschiedenis."' Als door een wesp gestoken reageert mevrouw Van Vliesvleugel als Erik zich wil voorstellen aan iemand die hij niet kent: '"Niet doen, niet doen," fluisterde mevrouw, gejaagd wenkend, "personeel!"'Ook uit de opmerkingen van de doodgravers blijkt hun bekrompen instelling: de hele wereld is er voor hen. De doodgraver: '"Bij den een duurt het korter, bij den ander duurt het langer, maar alle zijn zij op weg naar mijn tafel, en af en toe kom ik eens kijken hoever het er mee staat."'

MATERIALISME

De interesse van de wespen voor het 'bloed' verhindert hen toch niet om, als het er op aankomt,een even grote belangstelling te hebben voor geld (honing). Ook de slak is hebzuchtig: hij vraagt zich altijd af of de gasten wel op tijd zullen betalen. Als de oude rups zich na acht dagen verpoppen als een schuchtere vlinder presenteert, is het eerste wat de slak zegt: '"Acht dagen en negen nachten heeft ie er over gedaan! Kunt u betalen? (...) Veertien dagen lang heeft de slampamper mijn beste kool opgegeten, en nog een volle week mijn mooiste kamer bezet! Maar ik neem het niet! Je zult betalen, vrind!"'
Naast het hekelen van deze drie eigenschappen is er nog het bespotten van het quasi- intellectu-ele gedrag van de hommel. Hij draagt het filosofische boekje 'Schicksal der Gegenwart' bij zich,waarvan hij soms alleen even de titel bekijkt. Als hij filosofeert, voelt hij zich een 'redelijk wezen,(...) met verstand en inzicht begaafd, een - een - kortom, een hommel'. Als het op afrekenen aankomt, blijkt zijn belangstelling voor geld (honing) echter groot.Ook het verheven kunstenaarschap wordt gehekeld. Dit blijkt in de passage waarin de miskende mierendirigent optreedt, die muziek maakt die door niemand gezongen k n worden.

Titel en motto's

Titel en motto's


De titel van het boek, 'Erik', wijst erop dat het gaat om een jonge hoofdpersoon. De ondertitel 'of het klein insectenboek' heeft betrekking op het schoolboek van Solms dat Erik voor een proefwerk moet bestuderen.

MOTTO

Het motto zou zijn ontleend aan een uitspraak van Leonardo da Vinci in een brief aan Gabriele Piccolomini: 'Wij zijn alle ballingen, levend binnen de lijsten van een vreemd schilderij. Wie dit weet, leeft groot. De overige zijn insecten.' Het motto wordt ook in het Italiaans gegeven.Waarschijnlijk zijn de woorden niet echt afkomstig van Da Vinci en heeft Bomans ze zelf bedacht. De naam Gabriele lijkt te verwijzen naar de engel Gabriel, die de 'blijde boodschap' aan Maria mocht verkondigen dat zij een bijzonder kind zou baren. 'Piccolomini' betekent: kleiner dan kleinst, een heel bijzondere naam dus.Het motto heeft duidelijk te maken met het thema van het verhaal. De insectenwereld staat voor de mensenwereld, de insecten zijn net zoals de mensen en hebben dezelfde onhebbelijkheden.Dit verband legt Bomans diverse keren. Zo is in het voorwoord bij de vierde druk te lezen: 'Er zijn tweeërlei soorten insecten, moet ge weten: de kleine en... de grote. Over deze laatste gaat dit boekje. En onder deze Grote Insecten maak ik weer een onderscheiding: zij die wéten van de lijst en zij die daar niet van weten.' Met andere woorden: mensen leven soms binnen hun eigen,bekrompen wereldje (zoals de insecten binnen de lijst van het schilderij) en denken vaak niet na over de echte, grote wereld daarbuiten. Ook in de moraliserende slotzin drukt de auteur deze gedachte uit: 'Vaart allen wel, houdt altijd de lijst in het oog, - en bekommert u niet te zeer om honing.'

Opbouw

Structuur en techniek

'Erik' bestaat uit dertien genummerde hoofdstukken. Opvallend zijn de uitgebreide titels daarvan.Bijvoorbeeld die van hoofdstuk 1: 'De lezer maakt kennis met een zekeren Erik Pinksterblom, en met de voornaamste insecten die ons vaderland bevolken. Hij wordt voor de zonderlingste feiten geplaatst, en vraagt zich op het eind van dit hoofdstuk af waar dit alles eigenlijk naar toe moet'.Dergelijke uitgebreide titels waren in 19de-eeuwse avonturenromans vrij gebruikelijk. Ook in een 'moderne' schelmenroman als 'De bende van Jan de Lichte' van Louis Paul Boon (1957) treffen we dergelijk 'inhoud-verklappende' titels aan.Opvallend is verder de cyclische bouw: het verhaal begint en eindigt met Erik in bed, in de realiteit dus. Het avontuur in Wollewei, Eriks droom, is te beschouwen als een 'ingelast verhaal',een verhaal-in-een-verhaal. Anders geformuleerd: de droom wordt als bij een schilderij omvat door de kaders van de werkelijkheid (lijsten van het schilderij).Het boek eindigt met een epiloog ('En nu is dat alles al weer lang geleden'), waarin de auteur expliciet het verband vermeldt tussen de insectenwereld en de reële mensenwereld. Hierna formuleert hij de moraal: 'houdt altijd de lijst in het oog' (met andere woorden: denk altijd aan de beperktheid van het aardse bestaan) - 'en bekommert u niet té zeer om honing' (met andere woorden: wees niet te materialistisch).

VERTELLERSSTANDPUNT

Al meteen in hoofdstuk 1 is het verhaalperspectief duidelijk. Daar is te lezen: 'De lezer maakt kennis met een zekeren Erik Pinksterblom.' Iets verder staat: 'De kleine Erik lag, juist op het ogenblik dat dit boekje begint, in het oude bed van grootmoeder Pinksterblom.'De beginzin van hoofdstuk 10 luidt: 'Wij zullen nu horen van de wonderlijke avonturen, die de kleine Erik beleefde bij zijn pogingen om weder boven den grond te komen.' Op het eind is te lezen: 'En hier eindigt de geschiedenis van Erik Pinksterblom. Vaart allen wel (...).'Al deze zinnen wijzen op een auctoriële verteller, die zich dus soms rechtstreeks tot de lezer richt. Deze vertelwijze wordt veel in sprookjes gebruikt, maar ook in avonturen- of schelmenro-mans.Daarnaast is er een personaal perspectief: grote gedeelten van het verhaal worden beschreven vanuit Erik ('vision avec'). Tussen de fantasievolle, onbevangen Erik en de soms nuchtere auctoriële verteller ontstaat een ironiserende wisselwerking. De volwassen verteller doorziet met een zeker leedvermaak de tekortkomingen van de insecten. Nergens uit hij echter zware spot.Bomans schrijft op een milde toon en neemt afstand van het verhaal (zie ook: 'Taal en stijl').

 

TIJD

Afgezien van de laatste pagina, waarin Erik volwassen is ('En nu is dat alles al weer lang geleden.'), is de vertelde tijd in 'Erik' kort: één nacht en één dag. Die nacht wordt vrij uitgebreid beschreven, de dag erna vrij globaal (uitslag proefwerk). Wat Erik in zijn droom meemaakt,wordt zo beschreven dat het lijkt of we het meemaken en de tijd verloopt zoals in werkelijkheid.De droom is dus scenisch verteld. Het tijdsverloop wordt vrij nauwkeurig aangegeven. Zo lezen we dat de rups er acht dagen en negen nachten over heeft gedaan om vlinder te worden. In totaal duurt Eriks verblijf bij de dieren drie ... vier weken (tegen de mieren zegt hij dat hij al drie weken in Wollewei is).Er zijn vele vooruitwijzingen in 'Erik', bijvoorbeeld in de hoofdstuktitels, waarin de auctoriële verteller laat blijken dat hij de afloop van zijn verhaal al kent, al houdt hij ter wille van de spanning een slag om de arm. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de titel van hoofdstuk 5: 'Erik ziet alle dieren uit Solms' Beknopte Natuurlijke Historie in levenden lijve voor zich en beleeft veel plezier van den ijver waarmede hij dit nuttige boek bestudeerd heeft. Hij doet tenslotte een biologische ontdekking van zo groot belang, dat de schrijver niet twijfelt of zij zal ook in vakkringen enig opzien baren'.Het verhaal speelt zich af in de nazomer, wat blijkt uit het 'noenmaal' bij de mieren, en is in de verleden tijd geschreven.

 

RUIMTE

Het schilderij speelt een belangrijke rol in het boek. In het eerste hoofdstuk wordt het vrij uitgebreid beschreven: witte schaapjes, groene wei, oude herder leunend op zijn staf, kleine herdersjongen blazend op een hoorn, witte wolken in een blauwe lucht en vele insecten die de schilder er met eindeloos geduld op heeft aangebracht. In bed liggend, droomt Erik ervan om daar te leven. Als hij dan net zo klein wordt als de insekten op het schilderij en in Wollewei terechtkomt, beseft hij de beperktheid ervan: ergens is de lijst, waarachter de échte wereld begint. Hij gaat op zoek naar de lijst en wordt door een straal mierenzuur (zonnestraal) op harde wijze van de droom naar de werkelijkheid gebracht. Na enkele botsingen met volwassenen (juffrouw Sch"nberg, zijn moeder) verlangt Erik ernaar, zo zegt de verteller in de epiloog, om weer klein te worden 'om dan nooit, nooit meer terug te keren in deze ondankbare wereld'.

 

Taal en stijl

In de paragraaf 'Vertellersstandpunt' is al opgemerkt dat er een aardige wisselwerking is tussen de naïeve Erik en de nuchtere verteller, die zich enerzijds met de lezer vermaakt om Eriks onbeholpenheid en kinderlijke fantasie, en die anderzijds de lezer een spiegel voorhoudt: kijk, zo bekrompen, schijnheilig en materialistisch ben je soms. Toch wordt Bomans nergens sarcastisch (zwaar spottend), hij schrijft ironisch (mild spottend) en humoristisch. Het lachwekkende ontstaat soms:
- door de situatie: grootvader Pinksterblom kan niet van zijn portret naar Erik komen, omdat hij slechts tot het middel is afgebeeld en dus vastzit; ook de badscène van Erik is komisch;- door het vermengen van het menselijke en het dierlijke: mijnheer Vliesvleugel steekt zijn angel in de paraplubak en hangt zijn vleugels op aan het daartoe bestemde haakje; Vader Vlinder zegt dat zijn dochter flink uit de vleugels is gewassen;- door woordspelingen: de regenworm raakt letterlijk in de knoop maar ook figuurlijk met zijn redenering; op Eriks 'kom, kom...' reageert een tor met: 'niets te komkommeren';- door het gebruik van oudere, plechtstatige woorden: de gij-vorm, tweedenaamvals-vormen (des, ener, welks), aanvoegende wijs (kome, moge);- door overdrijvingen: een baard die 'op zij van zijn twee wangen als klimop naar boven groeit';de slak denkt al tien jaar lang na over een naam voor zijn hotel;- door parodieën, spitse nabootsingen: het lied van de Nijvere Bij en andere gedichten zijn parodieën op melige en sentimentele gelegenheidsgedichtjes; ook de clichétaal in tafelspeeches en redevoeringen worden spottend nagebootst.

 

Informatie over de schrijver

Godfried Jan Arnold Bomans  is geboren in Den Haag op 2 maart 1913.was een Nederlandse schrijver, columnist en mediapersoonlijkheid.

Bomans heeft meer dan 60 boeken en vele andere geschriften op zijn naam staan. Hij heeft tijdens zijn leven weinig officiële erkenning gekregen, in ieder geval niet in de vorm van een literaire prijs.

Godfried Bomans werd bij het grote publiek vooral populair door zijn roman Erik of het klein insectenboek (tien drukken in het verschijningsjaar 1941) en na de Tweede Wereldoorlog met de strip Pa Pinkelman in de Volkskrant en weer wat later met zijn columns op de voorpagina van die krant, zijn stukken in Elsevier en zijn radio- en tv-optredens. In oktober 2000 schonk de weduwe van Godfried Bomans zijn archief aan het Nederlands Letterkundig Museum.

Bomans was een groot kenner van het werk van Charles Dickens. Hij speelde een belangrijke rol bij het tot stand komen van de vertaling in het Nederlands van het complete werk van Dickens, die in de jaren vijftig van de twintigste eeuw in pocketformaat door Uitgeverij Het Spectrum werd uitgegeven. De langverwachte biografie van Dickens heeft hij echter nooit geschreven.

Naar: https://nl.wikipedia.org/wiki/Godfried_Bomans

 

Mijn mening over het boek:

Mijn kijk op dit boek is; wel leuk. Niet spectaculair, spannend, meeslepend. Fantasierijk, ja dat wel. Maar voor mij had het niet genoeg inhoud, het was een beetje alsof ik een kinderboek las. Dit ligt echter niet aan het feit dat de hoofdpersoon een kind is, nee, het ligt eerder aan de manier waarop het is geschreven. Over de hoofdpersoon, Eric, kom je qua persoonlijkheid en denkwijze niet heel veel te weten. In mijn ogen is er ook geen karaktergroei aanwezig. Je leest gewoon constant over waar hij is, wat er dan daar gebeurd en dat hij dan naar een nieuwe plek gaat, om vervolgens ditzelfde kringetje te maken. Je zou denken dat de eenvoud van het boek ervoor zou zorgen dat het makkelijk te lezen is, maar voor mij was het juist het omgekeerde, omdat ik geen interesse had voor de inhoud van het boek. Het is goed bedacht, dat moet ik toegeven. Het is ook zeker geen slecht boek, het was gewoon niet het boek waarnaar ik op zoek was.