boekverslag zondagskind
Samenvatting:
Het boek begint met Jasmijn Vink, die bezig is met haar rijlessen. Dit lukt echter al een langere tijd niet omdat er te veel prikkels zijn waarmee ze rekening moet houden. Haar rijinstructeur raad haar aan een arts te bezoeken, om te onderzoeken of ze autisme heeft.
Na dit eerste hoofdstuk springt het verhaal terug naar 4-jarige Jasmijn, die naar de kleuterschool moet. Dit is echter iets wat ze helemaal niet als leuk ervaart. Er is veel herrie op school en ze praat niet en durft niemand aan te kijken. De juf heeft ook geen begrip voor haar. Ze wil haar hond, Senta, graag mee naar school nemen, maar dit mag natuurlijk niet. Ook dit vindt ze lastig. Na twee jaar gaat ze naar de lagere school, waar ze wordt uitgenodigd voor een kinderfeestje. Dit gaat echter helemaal fout. Ze probeert heel erg hard “normaal” te doen, maar de prikkels worden haar te veel en ze braakt al haar gegeten pannenkoeken eruit. Daarna heeft ze een migraine aanval.
Ze wil graag op paardrijden, en na een tijdje mag dit, ondanks dat haar ouders het niet breed hebben. Ze krijgt een speciale band met een paard genaamd Cilly, op deze wil ze dan ook altijd rijden. Het is echter haar paard niet, en ze vindt het dan ook vreselijk als er een keer iemand anders op rijdt. Jasmijn is goed in rijden op Cilly, en samen winnen ze zelfs prijzen. Op een dag wordt Cilly echter verkocht aan een andere manege, en Jasmijn stopt daardoor met paardrijden.
Ze probeert nog een paar keer om naar feesten en drukke plekken te gaan, zoals het familiefeest en ruiterkamp. Beide keren wordt ze erg ziek en krijgt ze een migraine aanval. Als ze dan met school naar de Efteling gaan, maakt ze zich de dag van tevoren zo druk dat ze ook s ’nachts weer migraine krijgt, waardoor ze niet kan gaan.
Bij haar opa en oma hoort Jasmijn een keer Elvis spelen, en vanaf het moment wanneer ze erachter komt wie hij is, is ze helemaal gek op hem en zijn muziek. Zijn muziek maakt haar rustig.
Naarmate Jasmijn in de hogere groepen op de basisschool komt, veranderen de dingen tussen haar klasgenootjes. Haar vriendin, Colette, is helemaal jongensgek, iets wat Jasmijn totaal niet snapt. De overstap naar de hogere school vindt ze onwijs eng en moeilijk. Alle dagelijkse patronen die ze kent zullen anders worden, iedereen die ze kent zal er niet meer zijn. Ze vindt het vreselijk zich in te moeten spannen voor vakken waar ze geen interesse voor heeft. Ze haalt wel voldoendes, maar slaat heel veel van deze lesuren over. Dan gaat ze zitten lezen en luistert ze naar Elvis in de kelder van het flatgebouw tegenover haar school. Ook in de pauzes zondert ze zich af, ze kan de drukte daar niet aan.
Haar leven neemt een hele negatieve wending als haar hond, Senta, tumoren in haar buik krijgt en ingeslapen wordt. Voor Jasmijn was Senta meer dan een hond; het was haar beste vriend, maar zielsverwant. Jasmijn gelooft in het hiernamaals, en wil Senta’s ziel zo snel mogelijk achterna omdat ze bij haar wil zijn. Het lukt haar echter niet om een goede brief te schrijven voor haar ouders.
Ze krijgt een nieuwe vriendin, met wie ze gaat winkelen. Ze krijgt echter weer een migraineaanval. Ze moet ook een stage doen, deze doet ze bij de blokker. Het is erg moeilijk voor haar om in de winkel te staan en het klikt niet met haar collega’s. Na een paar keer gaat ze niet meer en bedenkt ze haar stageverslag zelf.
Jasmijn is verliefd op Elliott, en op het schoolfeest danst ze met hem. Ze durft hem daarna echter niet meer aan te kijken. Na haar examen krijgen ze iets, alleen ze de tongzoen die ze hebben verafschuwd haar. Haar examen heeft ze expres slecht gemaakt zodat ze zou zakken, en nog een jaar bedenktijd zou hebben voor haar volgende opleiding. Het volgende jaar slaagt ze wel, en gaat ze als receptioniste werken. Ze moet nog wel een dag in de week naar school, en dit vindt ze heel vervelend. Het moment dat ze 18 is stopt ze dan ook.
Haar broer, Emiel, neemt samen met zijn vriendin een hondje. Even later krijgt de vriendin een miskraam en wil ze het hondje weg hebben. Jasmijn ontfermt zich over haar. Op een ongelukkige dag valt ze door de pui bij haar broer, en is ze zwaargewond. In het ziekenhuis blijkt dat ze heel veel geluk gehad. Het herstel duurt lang, maar jasmijn is vastbesloten te genezen. Ze komt Nick weer tegen, een jongen van haar kleuterschool. Ze krijgen verkering, en jasmijn vindt het, in vergelijking met haar eerste vriendje, niet vies om intiem met hem te zijn.
Het boek eindigt met dat ze bij haar vriendin, Kirsten, zit, en deze is werkzaam met autistische kinderen. Ze herkent Jasmijns gedrag en raad haar aan zich te laten onderzoeken. Jasmijn besluit dit te doen.
Informatie over de schrijver:
Judith Visser schreef tot op heden twaalf boeken en een reeks korte verhalen. Haar meest recente werk is de bestseller Zondagskind, een autobiografische roman over opgroeien met autisme. Met Zondagskind won Judith de Hebban Literatuurprijs 2018. De roman werd tevens in Duitsland uitgegeven, onder de titel Mein Leben als Sonntagskind.
Haar nieuwste boek Zondagsleven verschijnt in het najaar van 2020.
Judith woont met haar man en drie honden in Rockanje aan Zee.
Samen met haar wolfhond Yuriko is zij ambassadeur van Hulphonden voor Autisme.
Naar: http://judithvisser.nl/
Titel en motto’s
De titel, zondagskind, heeft 2 betekenissen. In de eerste helft van het boek verteld jasmijn over dat ze geboren is op zondag, en dat haar vader haar een zondaskind vond, omdat ze een lachende baby was. Ze legt uit dat dit een tegenvaller voor hen moest zijn geweest, dat ze allesbehalve een zondagskind was.
In de tweede helft van het boek heeft jasmijn haar ongeluk, en heeft ze heel erg veel geluk, waarbij de dokter die haar helpt haar ook een zondagskind noemt.
De ondertitel is; “alsof opgroeien nog niet lastig genoeg is.”
Hiermee wordt bedoeld dat het leven van een puber al erg gecompliceerd is door alle veranderingen die men dan doormaakt, en dat dit nog extra lastig is voor jasmijn. Dit, omdat deze naast de pubertijd ook moet dealen met haar autisme, waarvan haar omgeving en zijzelf geen idee hebben wat dat is, en dat het bestaat.
Opbouw;
Het boek begint eigenlijk met het einde; je komt erachter dat jasmijn autisme heeft. Dit is natuurlijk cruciaal om te weten voor je aan het boek begint, daarom is dit waarschijnlijk waar het boek mee begint.
De hoofdstukken zijn opgedeeld in verschillende gebeurtenissen. Soms volgen bepaalde hoofdstukken elkaar na elkaar op en vormen deze samen één grote gebeurtenis, en soms zit er tijd tussen en gaat een gebeurtenis uit een hoofdstuk pas weer verder nadat er een paar hoofdstukken met een andere gebeurtenis tussen heeft gezeten. Af en toe lopen de gebeurtenissen door elkaar heen. Als een hoofdstuk begint met dat het een jaar later is, of dat ze naar de middelbare school is gegaan, worden de gebeurtenissen uit de voorgaande hoofdstukken gelaten voor wat deze zijn, en zullen er geen hoofdstukken meer op volgen die hierop verder gaan. Wel komen eventuele onderwerpen terug, zoals dat ze haar basisschoolvriendin weer terugziet op de middelbare school.
Personages;
Jasmijn Vink is de hoofdpersoon, en ze heeft autisme zonder dat ze hiervan op de hoogte is. Daarom voelt ze zich heel raar en door veel mensen onbegrepen. Na een tijdje probeert ze ook niet meer uit te leggen hoe sterk ze prikkels binnenkrijgt, en waarom ze zoveel eet, dat soort dingen. Dit omdat ze bang is voor onbegrip, wat ze al vaker heeft meegemaakt.
Ze ontwikkelt zich zeker, en ze komt steeds meer over zichzelf te weten naarmate ze ouder is. Vooral in haar kindertijd wordt het beeld van wat “normaal” is voor andere mensen, steeds duidelijker. Hiermee wordt het voor jasmijn ook steeds duidelijk dat zij allesbehalve aan dit beeld voldoet. In haar hoofd creëert ze een 2e versie van zichzelf, die ze “normale jasmijn” noemt. Bij elke gebeurtenis doet deze dan alles wat jasmijn zou willen doen maar niet kan, omdat ze wordt weerhouden door haar autisme. Normale jasmijn ziet er ook precies zo uit als jasmijn zou willen, maar wat ze dus niet is.
Als ze op de middelbare komt probeert ze een weg te vinden tussen “normaal doen” en “het is te vermoeiend te doen alsof ik normaal ben” dit zie je constant terugkomen, ook naarmate ze ouder wordt.
Colette is de beste vriendin van jasmijn op de basisschool, en door het boek heen zie je haar veranderen van een meisje dat op dezelfde golflengte als jasmijn zit, naar iemand die helemaal van jasmijn weg groeit. Zij is eigenlijk het beeld dat moet laten zien wat jasmijn wil zijn, maar niet is.
Kirsten is Jasmijns basisschool vriendin. Dit is een meisje dat ondanks dat jasmijn niet altijd meegaand is, toch veel voor haar over heeft. Jasmijn had nooit verwacht dat ze zulke goeie vrienden zouden worden als ze in het eind van het boek zijn. Kiststin speelt een grote rol op het punt van Jasmijns sociale interactie, waar ze in het begin niet zo goed in is. Door Kirsten komt ze erachter dat het ook anders kan.
Emiel:
Dit is Jasmijns broertje. Hij geeft eigenlijk vooral weer wat de gewone mens “vervelend” zou moeten vinden aan Jasmijns autisme. Ook is hij een typische puberjongen. Hij neemt geen blad voor zijn mond, en kan soms lomp uit de hoek komen. Toch is hij echt geen slecht persoon.
Taal en stijl
Het boek is heel begrijpelijk geschreven. Je zit in Jasmijns hoofd, en het moment dat er iets onduidelijk is over waarom ze op een bepaalde manier reageert, of waarom een bepaalde situatie plaatsvindt op een bepaalde manier, komt hier meteen informatie achteraan zodat je jezelf geen vragen hoeft te stellen. Het boek is constant een perfect gelegde puzzel met alle puzzelstukjes bij elkaar. Er zit geen enkel gaatje, geen “waarom dit” of “hoezo dat.” Ik zou zeggen dat dit boek echt geschreven is om mensen te laten begrijpen.
De verhaallijn wordt door het boek heen niet moeilijker, Jasmijns denkwijze wordt wel steeds ingewikkelder. Dit hangt ook samen met het feit dat jasmijn steeds ouder wordt, en in de volwassen wereld alles veel moeilijker in elkaar zit dan in de wereld van een 5-jarig kind.
Het is wel zo dat naarmate ze dus ouder wordt, de schrijfstijl geen moeilijkere woorden gaat bevatten. Jasmijns denkwijze wordt ingewikkelder, maar dit betekend niet dat het niet te begrijpen is. Integendeel; Het hele boek is een glashelder verhaal.
Mijn mening:
Ik vond dit echt een superboek. Het is mooi geschreven, bevatte de diepgang die ik zocht en had een totaal andere denkwijze dan ikzelf had, ondanks dat ze hetzelfde “highschool” leven leidde als ik. Ik vind het heel erg leuk hoeveel ik nu heb geleerd over autisme. Een rijtje symptomen lezen is iets totaal anders dan lezen over iemand die er dag in dag uit mee moet leven. Ook vond ik het heel interessant om te lezen welke trends er allemaal waren rond de jaren 90, en hoe het highschool leven er toen uitzag.
Wat goed uitkwam was dat, omdat ik alles zo makkelijk kon begrijpen maar tegelijkertijd interessant vond, ik er als een rits doorheen kon gaan. Soms heb ik zin in diepe en moeilijke boeken, maar op het moment had ik behoefte aan een verhaal dat iets lichter en makkelijker was. Toch heb ik er wel een hoop van geleerd, ook hoe je om moet gaan met mensen met autisme. Hoe moeilijk moet het wel niet zijn om migraine te krijgen van drukke ruimtes, of niet te weten welke emotie bij welke gezichtsuitdrukking hoort.
Ik heb veel compassie gekregen van dit boek, voor zowel mensen met als zonder autisme. Want als iets gezegd wordt op een bepaalde manier, wil dat niet zeggen dat het ook bedoeld is op de manier waarop het aankomt. En dat iets “zo hoort,” wil niet zeggen dat deze richtlijn dan ook echt goed is, of past bij iedereen.