FOTOGRAFIE

De ontwikkeling van de fotografie is sinds de 19e eeuw heel snel gegaan. In plaats van een portret te schilderen, wat veel tijd en geld kostte, werd het voor bijna iedereen mogelijk om een portretfoto te maken.

Door fotografie hebben we veel kunnen ontdekken over beweging van dieren en zijn we uiteindelijk uitgekomen bij film. Het woord fotografie komt van de Griekse woorden Phos en Grafos. Het betekent "schrijven met licht". Met behulp van lichtgevoelig materiaal blijft er een indruk achter van het voorwerp dat je vastlegt.

 

Bij digitale fotografie werkt dit met lichtgevoelige sensoren en elektronica in combinatie met bepaalde software. Het beeld wordt dan omgezet in pixels. Pixels zijn kleine puntjes waaruit de foto is opgebouwd. Een camera met een lage resolutie krijgt snel een slechte kwaliteit wanneer je een foto uitvergroot. Resulotie geeft aan hoeveel pixels er worden gebruikt. Het aantal geef je aan met de term Pixels Per Inch: PPI. 

Fotografie is een kunstvorm en wordt gebruikt in toegepaste kunst en in autonome kunst. Voorbeeld van toegepaste fotografie = foto's in kranten of paspoort. Autonoom betekent op zichzelf staand. Het betekent dat er niet een ander doel aan de foto vast zit. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de fotograaf maar zo wat in het wilde weg wat foto's maakt. Een fotograaf wil met de gemaakte foto iets overbrengen. Bijvoorbeeld om mensen te laten nadenken over een bepaald onderwerp. 

Tegenwoordig maak je bijna elke dag wel foto's met je smartphone. Binnen dit thema ga jij aan de slag met het maken van een fotoserie. Wanneer je een serie foto's maakt in plaats van een enkele foto kan je makkelijker een verhaal vertellen. Ook kun je een onderwerp van meerdere kanten bekijken.