Hoofd, hart en handen

Casus

 

 

In de avond zat ik in het diensten centrum gezamenlijk met twee cliënten. Buiten op het terras zaten nog een stuk of zeven cliënten. Op den duur kwam een cliënt van buiten naar binnen, ze had de activiteiten planner voor de maand september in haar hand. Deze legde ze neer op het aanrecht. Ik schonk er eerst geen aandacht aan tot dat een cliënt van buiten naar binnen liep om cola te kopen. Ik schonk het voor haar in en ze betaalde het. Ze liep weer naar buiten, toen kwam een andere cliënt cola kopen. Dit schonk ik in en hij betaalde het. Ondertussen had ik de activiteiten planner gezien die de cliënt neer had gelegd en zag dat er dingen opgeschreven was. Ik begon dit te lezen en ik wist even niet wat ik moest doen. Omdat er dingen op stonden wat haar mening was over de activiteiten, onder andere het volgende stond er op ‘klein klein kleutertje kom naar het dc’. (In de middag was er boosheid ontstaan bij de cliënten doordat wij teveel wraps hadden gemaakt, toen hadden we voorgesteld aan de cliënten die binnen zaten of het een idee was om dit te bewaren voor in de avond. Ze vonden dit toen goed, hierop deden mijn collega en ik de wraps in de koelkast. Blijkbaar was het toch niet goed, want een cliënt van binnen had het verteld aan de cliënten die buiten zaten en die reageerden ontzettend boos. Hierop volgde een aantal boze reacties en besloten we om de wraps  dan maar weer op de tafel te zetten. De rust was toen enigszins wedergekeerd.) Ik dacht er even over na, vanwege het voorval die middag en dacht dat ze nu een reactie van mij/ons aan het uitlokken waren. Ik liep naar een collega die bezig was om de mannen wc schoon te maken. Dit deed ik om te overleggen wat ik/we moesten gaan doen. Ik vertelde haar wat ik had gelezen en vroeg toen aan haar wat we ermee moesten doen. (achteraf hoorde ik dat de cliënten die buiten zaten deze actie hadden gezien van mij en daar meteen al boos van werden. Ze vonden dat ik naar hun toe had moeten gaan om uitleg te vragen waarom ze die dingen had neergeschreven, ik zelf heb dit niet gedaan doordat ik het fijner vond om eerst met collega’s erover te praten.) Mijn collega die bezig was in de wc wou eerst haar werk gedaan hebben, hierop ben ik naar kantoor gegaan met de vraag wat moet ik hiermee. Ondertussen waren de cliënten die buiten zaten enorm boos geworden. (Ze waren boos geworden door een opeenstapeling van incidenten. Waaronder de volgende incidenten:  de wraps die uitgedeeld hadden moeten worden in de middag in plaats van in de avond, het eten was ook weer niet goed genoeg (harde boontjes/zachte gebakken aardappels en dat medewerkers gratis mee mogen eten en de cliënten  moeten betalen.  Ook was er tijdens het  middag moment dat ik buiten ging zitten bij de cliënten en te horen kreeg dat ik daar niet mocht gaan zitten omdat iemand anders er al zat. Mijn antwoord daarop was er zit nu niemand en daarom ga ik er nu zitten. En daar kwam dit  ook nog bij dat ik met de activiteiten planner naar collega’s ging in plaats van naar hun toe). Er waren twee collega’s buiten in gesprek met de cliënten en daarop besloot ik om binnen te gaan zitten bij de andere twee cliënten. Dit deed ik om de cliënten die binnen zaten gerust te stellen en hun af te leiden van het tumult van buiten. Uiteindelijk besloot ik toch om naar kantoor te gaan omdat het uit de hand ging lopen, dit kon komen doordat ze mij nog steeds zagen (dit kan boosheid oproepen doordat ik in hun ogen iets verkeerds had gedaan en als ik er dan steeds bij blijf dan blijft de boosheid). Uiteindelijk werd er besloten om de deuren dicht te doen en op slot te doen  van het dienst centrum en de boze twee cliënten buiten te sluiten en de politie te bellen. Dit werd besloten omdat beide cliënten niet meer rustig werden en alleen maar bozer. Ze begonnen te schelden, ze bedreigden ons, ze scholden ons uit en ze begonnen met de stoelen en tafels te gooien. De politie arriveerde met sirenes en twee auto’s, dit zorgde voor grote angst van verschillende cliënten die nog binnen zaten in het dienstcentrum. We probeerden hun gerust te stellen dat de politie niet kwam voor hun maar om de cliënten buiten naar huis te sturen.  We lieten één  paar politie binnen en de andere bleef in de buurt rond rijden voor het geval dat, dit gebeurde omdat de cliënten die binnen zaten enorm geschrokken waren van de situatie. We zagen ondertussen één cliënt wegrennen via het fietsenhok naar de andere kant van de flat en de andere bleef zitten. Een collega rende achter haar aan en ik vertelde dit aan een andere collega. Dit vertelde ik omdat deze cliënt zo boos was geworden dat ze handelingen kon doen die gevaarlijk kunnen zijn en dat onze collega niet alleen moest zijn met haar. De politie begon met de cliënt te praten die er nog zat en de andere politie agent begon met ons te praten. Ondertussen was de rust wedergekeerd en de cliënt die nog buiten zat is naar huis vertrokken. De cliënt die was weggerend had haar moeder gebeld omdat ze zeer angstig was geworden. Een collega heeft met hun erover gepraat.

Hoofd

 

Mijn eigen grenzen

Mijn grenzen heb ik kunnen bewaken door met collega’s te overleggen hoe ik moest handelen tijdens het moment dat ik de activiteiten planner achter de balie pakte en las. Ik bewaakte mijn eigen grenzen door niet meteen naar de cliënten buiten te lopen, maar om eerst te overleggen met collega’s.

Mijn eigen grenzen heb ik kunnen bewaken doordat ik op een stoel zat terwijl een cliënt zei dat iemand anders daar al zat en ik er niet mocht gaan zitten. Ik bleef zitten en ik zei er zit nu niemand dus dan kan ik er zitten.

Mijn eigen grenzen heb ik kunnen bewaken doordat ik aan de tafel zat met twee cliënten tijdens de escalatie voor hun veiligheid. Maar op den duur besloot ik weg te gaan doordat ik het idee kreeg dat ze buiten mij nog steeds zagen en dat voor prikkels zorgde. Hierdoor voelde ik mij niet veilig genoeg om er te blijven zitten en ging ik weg om zo mijn grens te bewaren.

 

Hart

Hoe ben ik omgegaan met mijn gevoelens

Mijn eigen gevoelens jegens de situatie onder controle houden, doordat je veel dingen tegelijk doet en moet doen is het van belang te weten waar je staat met je gevoelens en hoe je handelt met de gevoelens in een situatie als dit.

Tijdens de situatie merkte ik wel enige onzekerheid bij mij, dit kwam doordat ik nog niet eerder in zo soort situatie ben terechtgekomen. Maar ik voelde ook dat ik de andere cliënten die niet buiten waren moest veilig houden en gerust stellen door bij ze te blijven. Wel merkte ik dat ik mij veilig voelde met mijn collega’s. Ik merkte ook dat ik een rust in mij vond om de situatie goed te observeren en om nog wel te handelen. Ook na de situatie voelde ik mij zeker en gesteund door mijn collega’s. Ik heb er  geen nare ervaring door gehad.

Handen

Mijn taak in de situatie

De cliënten beschermen en in veiligheid nemen doordat ze angsten ervoeren. Ze ervoeren angsten doordat er een ruzie gaande was en omdat de politie kwam. Sommige hebben namelijk traumatische ervaringen gehad met ruzie, sirenes en/of de politie. En een ruzie is natuurlijk nooit leuk om aan te horen en zo mee te maken.

De situatie overzien en inschatten hoe te handelen. Ondertussen nagaan waarom ik op deze manier ging handelen en later nadenken over hoe ik het eventueel anders had kunnen doen en waarom ik het eventueel anders zou doen.

Met collega’s overleggen hoe te handelen en wie wat gaat doen. Tevens signaleer en rapporteer ik naar mijn collega’s over wat ik zie en hoor.

Mijn eigen grenzen bewaken en die van de cliënten.  Mijn eigen grens was onder andere dat ik niet naar de groep zelf heen liep, dit deed ik omdat ik mij daar nog te onzeker over voel en dat voelen ze aan. Daarom liet ik mijn collega’s met hun praten. En sommige cliënten kunnen hun grenzen in een situatie als dit moeilijker aangeven en hebben hierbij onze hulp nodig.

Mijn eigen gevoelens jegens de situatie onder controle houden, doordat je veel dingen tegelijk doet en moet doen is het van belang te weten waar je staat met je gevoelens en hoe je handelt met de gevoelens in een situatie als dit.

Korte beschrijving van mijn handelen

Ik hield mij aan mijn grenzen door aan te geven dat ik op een stoel zat terwijl een cliënt zei dat iemand anders daar al zat en ik er niet mocht gaan zitten.

Ik vond het voor mijn gevoel niet veilig genoeg  voor mij om de cliënten buiten te vragen waarom ze op de activiteiten planner hadden geschreven. Omdat de sfeer al grimmig was heb ik toen de conclusie getrokken om te vragen aan mijn collega’s wat ik moest gaan doen.

Ik heb ervoor gekozen toen twee collega’s buiten met de cliënten aan het praten waren om in het dienstcentrum te gaan zitten voor de andere twee cliënten. Dit deed ik om hun een veilige plek te bieden en eventuele angsten weg proberen te nemen. Uiteindelijk ben ik wel naar kantoor gegaan omdat de situatie buiten heftiger werd en ik dacht als ze mij de hele tijd zien dan ben ik een trigger voor hun om door te gaan met hun woede.

Ik communiceerde met mijn collega’s over wat er speelde, voor de situatie, tijdens de situatie en na de situatie. Om zo te weten waar ik zelf aan toe was maar ook waar mijn collega’s aan toe waren.